3.7 Grammatica Herh + meewerkend voorwerp Th2

Grammatica 3.7
Welkom in deze digitale les
Fijn dat je er bent!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 3.7
Welkom in deze digitale les
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

Ik leer wat het meewerkend voorwerp is en hoe je dat vindt.

Ik herhaal: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en 

lijdend voorwerp


Ik laat zien dat ik de doelen beheers door: 

De oefeningen te maken die bij het huiswerk horen. 

Door test jezelf als toetsje in de les te maken.

Door een lesson up toetsje in de les te maken

Door de toets spelling grammatica H 3 met een voldoende af te sluiten

Slide 2 - Tekstslide

even herhalen
als eerste zoek je
1. zoek de persoonsvorm (hoe ook alweer?)
2.Zet zinsdeelstrepen (wat zijn dat ook alweer?)
3.zoek het werkwoordelijk gezegde(wat is dat?)
4.zoek het onderwerp(hoe?)
5. zoek het lijdend voorwerp (hoe?)

Slide 3 - Tekstslide

Zet de stappen bij deze zin:
De regering geeft het onderwijs extra geld.

dus: 1. pv, 2. zinsdeelstrepen, 3. wwg, 4. onderwerp, 5. lijdend voorwerp benoemen.

Slide 4 - Open vraag

Er zijn verschillende rollen in een zin:
onderwerp
lijdend voorwerp


meewerkend voorwerp

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Je hebt deze zin al ontleed, maar noem nu ook het meewerkend voorwerp.
De regering geeft het onderwijs extra geld.

dus: 1. pv, 2. zinsdeelstrepen, 3. wwg, 4. onderwerp, 5. lijdend voorwerp, 6. meewerkend voorwerp benoemen.

Slide 8 - Open vraag

Met welke vraag kun je het meewerkend voorwerp vinden?
A
wie/wat + WG
B
wie/wat + WG + O
C
aan/voor + wie/wat + WG + O
D
Waarom + wie/wat + O

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Hij heeft haar een gouden ring gegeven.
A
hij
B
haar
C
een gouden ring
D
heeft gegeven

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

De caissière gaf mij mijn geld terug.
A
De caissiére
B
mij
C
mijn geld
D
gaf terug

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?

Maar eigenlijk wil ik die vergeetachtige klasgenoot liever een advies geven.
A
Ik
B
die vergeetachtige klasgenoot
C
liever
D
een advies

Slide 12 - Quizvraag

Doelen

Ik leer wat het meewerkend voorwerp is en hoe je dat vindt.

Ik herhaal: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en 

lijdend voorwerp


Ik laat zien dat ik de doelen beheers door: 

De oefeningen te maken die bij het huiswerk horen. 

Door test jezelf als toetsje in de les te maken.

Door de toets spelling grammatica H 3 met een voldoende af te sluiten

Slide 13 - Tekstslide

Je behaalt je doelen door te oefenen met:
T2b: 3.7 grammatica (dus vmbo-KGT) opdracht 1,2,3,4abcd,5,6,9,10,12,13.


H2b: 3.7 grammatica (dus vmbo-T/havo) opdracht1 t/m 8. Donderdag krijg je nog extra uitleg en dan maak je ook: 9,10,11a,12a,13,16,17

Slide 14 - Tekstslide