Gebruik waar + voorzetsel of voorzetsel +wie
Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar + voorzetsel, naar mensen met voorzetsel +wie
Voorbeelden:
De film waarover je laatst vertelde, heb ik ook gezien.
Het paard waarmee ik door het bos rij, galoppeert graag.
De klasgenoot met wie ik het liefste samenwerk is ...
Alle mensen met wie ik voetbal, houdt van thuis spelen.