week 47 + 48: formatieve toets + introductie lv en mv

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, laptop dicht op tafel.


1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, laptop dicht op tafel.


Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Je weet waar je staat. Je leert nieuwe zinsdelen kennen: lv + mv. Je gaat lekker lezen 
1. Tot nu toe: formatieve toets
2. Nieuwe stof: wat kan je daar al van? 
3. Start uitleg 
-- pauze -- 
4. stillezen
5. so bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve toets
Je krijgt zo een blaadje met vragen. 
Schrijf je naam op
Maak de vragen op het blaadje 

Klaar maak je weektaak van 21 (6 ,7,8) of
Klaar? Lees de stof door uit les 22 en start met opdracht 1

Na 10 minuten wissel je met je buurman en kijk je elkaars werk na. 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Formatieve toets
1. | De kast in de kamer van Judith (ow) | wordt (pv/wg) | geverfd (wg) | door opa. |

2. | De leerlingen (ow) | kochten (pv/wg) | een etui.|
3. | Lieke (ow) | verft (pv/wg)| haar kamer | groen.|
4. | Tijdens het schoolfeest | arresteerde (pv/wg) | de politie (ow) | één leerling uit de zesde klas.|
5. | Tijs (ow) | bestelde (pv/wg)| direct na zijn verjaardag | de laptop van €629.|
6. | De boze buurman (ow)| sloopte (pv/wg) | tijdens onze vakantie| de deur in onze schutting. |
7. | Het schilderij van Tristan (ow) | wordt (pv/wg)| opgehangen (wg) | in het kunstlokaal.|



Slide 4 - Tekstslide

Hoe heb je de formatieve toets gemaakt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Startopdracht
Je kan iets  geven aan iemand, maar je kan niet iets fietsen aan iemand. 
Sommige werkwoorden hebben dus iets extra's nodig en sommige niet. Bedenk bij de volgende werken of je er: iets bij kunt zetten en OF je er ook aan iemand bij kunt zetten:

voorbeeld: beoordelen: iets beoordelen
bedoelen:
stelen:
zwemmen:
inspireren:
vertellen: 



Slide 6 - Tekstslide

voorwerpen
Elke zin heeft een gezegde (alle werkwoorden uit de zin). Soms heeft een zin ook een lijdend voorwerp en soms ook nog een meewerkend voorwerp

Dat zijn ook weer zinsdelen. Net zoals de persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde. 


Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een nieuw zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Lijdend voorwerp (lv)

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 
  • niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  • Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.

Slide 9 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp ontvangt iets.

Leon geeft een cadeau aan Emma.

Let op! Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je het MV?

Vraag:
Aan wie of voor wie + wwg + O+ LV
(aan wie/voor wie+ alles)

Is vaak (niet altijd!) een persoon of dier of personage

Slide 11 - Tekstslide

Volgorde zinsontleden!
PV
werkwoordelijk gezegde
 Onderwerp
NIEUW:
 LV
 MV

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een lijdend voorwerp?
A
iets dat nodig is voor de handeling uit de zin
B
iets of iemand die de handeling uitvoert
C
iemand die iets zegt
D
het lijdend voorwerp bestaat niet

Slide 13 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
A
Een vraagzin maken
B
Aan wie of voor wie...?
C
Wie/wat+pv+o+gezegde
D
Wie/wat+gezegde

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.
A
Deze klas
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
Hun vertelde ik de waarheid.
A
hun
B
ik
C
de waarheid

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag les 22
Let op: volgende week maken we het hoofdstuk af. 
Opdracht: 1 t/m 8

Klaar? Dan kijk je na


Je mag zachtjes overleggen (FLUISTEREN!)

Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je voor nieuws geleerd deze les? Noem minimaal 1 ding.

Slide 18 - Open vraag

Welkom!
Stillezen
Pak je boek en ga stillezen 

timer
30:00

Slide 19 - Tekstslide

Kies een zin uit je boek
1. Schrijf de zin op in je schrift
2. Ga de zin ontleden: benoem de zinsdelen die je kent, dus
pv, wg, ow (en nieuw: lv + mv) 

Over 3 minuten bespreken we een aantal zinnen klassikaal 
timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze week
Les 1: herhalen mv + lv + weektaak 
Les 2: uitleg bijwoordelijke bepaling
Les 3 + 4: herhalen bijwoordelijke bepaling + stillezen 

Weektaak 2 december: 
> hoofdstuk 22 : opdracht 1 t/m 7 
> hoofdstuk 37: opdracht 6

Slide 21 - Tekstslide

Deze les
1. Wat weet je nog over het lv + mv?: startopdracht  
3. Korte uitleg
4. Weektaak of extra uitleg
5. Les afsluiten

Slide 22 - Tekstslide

Formatieve toets
Werkwoordspelling
- Stap 1: is het de persoonsvorm of niet?
- Vergeet bij meervoud (vt) niet ook het werkwoord in mv te zetten! 
Ontleden
- Lees de opdracht door en maak de hele opdracht! 
- PV is ook altijd deel van WG: daar mag je dus beide bijschrijven
HWW + ZWW
- Ging over het algemeen heel goed! 

Slide 23 - Tekstslide


DE NIEUWE EIGENAAR VAN HET RESTAURANT BELOOFT DE WERKNEMERS EEN CONTRACTVERLENGING. 



Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp

Slide 24 - Tekstslide

NU JIJ:

Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp


De schrijver Ottolenghi heeft een aantal succesvolle culinaire boeken geschreven.

Ik doneer af en toe geld aan Amnesty International 


Slide 25 - Tekstslide

lv + mv
Een zin kan een lijdend voorwerp hebben: iets of iemand dat iets 'ondergaat'
Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp. 
wie of wat + wg + ow

Een zin kan een meewerkend voorwerp hebben: iets of iemand voor wie iets wordt gedaan. Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp. 
aan wie of wat + wg + ow + lv

Slide 26 - Tekstslide

Weektaak les 22
KIES: ga aan je weektaak of krijg extra uitleg
Maak opdracht:  1 t/m 7

Klaar? Dan kijk je na? 
Ook klaar met nakijken? Dan maak je het extra oefenblad. 

Je werkt 10 minuten in stilte (geen vragen) 
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze les
1. Bijwoordelijke bepaling: wat weet je al
2. Uitleg bijwoordelijke bepaling
3. Samen oefenen
4. Weektaak 
5. Afsluiten 

Slide 28 - Tekstslide

Wat weet je al?


Kies een van de foto's. Probeer (de sfeer) van de foto in een paar zinnen zo goed mogelijk te beschrijven.

- waar is het? 
- hoe is het daar? 



Slide 29 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Is ontzettend belangrijk in taal: daar geef je namelijk vanalles mee aan:

- waar iets plaatsvindt  (In lokaal 110)
- wanneer is gebeurt  (Het 5e lesuur)
- waarom iets gebeurt  (Vanwege de lesplanning) 
- met wie iets gebeurt  (Met klas HA1C)
- hoe iets gebeurt   (Met veel plezier) 
en een heleboel nuances 

Slide 30 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
- Er kunnen er meerdere in één zin zitten
- Soms is het echt een woordgroep
- Soms is het maar één woord
- Ook een vraagwoord is een bijwoordelijke bepaling (wanneer, waarom etc)

Slide 31 - Tekstslide

MET VEEL RISICO REMDE MAX VERSTAPPEN VLAK VOOR DE BOCHT OP HET NATTE ASFVALT ACHTER ZIJN VOORGANGER. 

Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp
Stap 6: bijwoordelijke bepaling 




Slide 32 - Tekstslide

NU JIJ:

Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp
Stap 6: bijwoordelijke bepaling


Mindfulness helpt niet altijd


Een Belgisch koppel heeft per ongeluk al hun contante spaargeld weggegooid in een vuilnisbak. 


Slide 33 - Tekstslide

Weektaak les 37
Let op: alleen 2e deel van les 37 (bwb)
Maak opdracht: 6, 7 en 10

Klaar? Dan kijk je na? 
Ook klaar met nakijken? Dan maak je het extra oefenblad (voorzetselvoorwerp hoef je niet te maken). 

Je werkt 10 minuten in stilte (geen vragen), daarna mag je fluisteren.
timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Einde van de les

Slide 35 - Tekstslide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.


Slide 36 - Tekstslide

Welkom!
Stillezen
Pak je boek en ga stillezen 

timer
30:00

Slide 37 - Tekstslide

Deze les
1.  Stillezen
2. Oefening perspectief
-pauze- 
3. Oefenen ontleden + bwb 
4. Aan de slag
5. Quiz werkwoordspelling! 
5. Afsluiten 

Slide 38 - Tekstslide

Mindmap leesboek
Je maakt een mindmap over de hoofdpersoon uit jouw boek.  Dat helpt je om te bepalen welk perspectief je boek heeft en wat jij allemaal weet over je hoofdpersoon. 

Stap 1: start met de naam van de hoofdpersoon
Stap 2: schrijf alles op wat je van hem/haar weet. 
Hobby's, uiterlijk, familie, en alles waar je nog meer aan denkt 

Stap 3: bespreek het na 10 minuutjes met de klasgenootje. Kan je jouw mindmap nog aanvullen? 

Slide 39 - Tekstslide

Zij kreeg op haar verjaardag een prachtige nieuwe fiets. 


Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp
Stap 6: bijwoordelijke bepaling 



Slide 40 - Tekstslide

Thomas Edison vond lang geleden de elektrische gloeilamp uit.






nu jij!

Slide 41 - Tekstslide

Weektaak les 37
Let op: alleen 2e deel van les 37 (bwb)
Maak opdracht: 6, 7 en 10?
Heb je de weektaak van les 22 al af? 
> 2, 3, 5, 6, 7 en 8
Klaar? Dan kijk je na? 
Ook klaar met nakijken? Dan maak je het extra oefenblad. 

Je werkt 10 minuten in stilte (geen vragen) 
timer
10:00

Slide 42 - Tekstslide

Quiz werkwoordspelling
Iemand 0 fouten gemaakt? Dan volgt maandag een traktatie! 




Slide 43 - Tekstslide