RM Klimaat H6

Klimaatfactoren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Klimaatfactoren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
Je legt uit wat klimaat is.
Je legt de verschillende klimaatfactoren uit.
 Je verklaart het Nederlands klimaat.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dus, wat is klimaat?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatfactoren 
breedteligging
hoogteligging
ligging ten opzichte van water
zeestromen
wind
ligging ten opzichte van bergen



 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De breedteligging 
Dit gaat over de afstand tot de evenaar. Hoe verder bij de evenaar vandaan, hoe kouder. 
De breedteligging heeft op twee manieren invloed op de temperatuur: 
1. zoninvalshoek: hoe hoger de 
2. langere weg door de dampkring
breedtelijnen
Dit zijn de lijnen vanaf de evenaar (0 graden) naar de polen (90 graden).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe dichter bij de Noordpool, hoe kleiner de invalshoek. Hoe kleiner de hoek, hoe kouder.
Hoe groter het oppervlak dat verwarmt moet worden, hoe minder warm het wordt. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De zon legt een lange afstand af
De zon legt een korte afstand af
De zon lheeft schuine zonnestralen
De zon lheeft rechte zonnestralen

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

vanaf 48 seconden 
Hoogteligging
  • Hoe hoger hoe kouder
  • 1000m stijgen = - 6°C 

100 m stijgen = -0,6ºC

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstand tot zee 
Onze temperatuur wordt ook bepaald door een aanlandige of een aflandige wind. En dan maakt het ook uit of het zomer of winter is! 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ligging land ten opzichte van zee
1. Aanlandige wind = waait van zee naar land. 
-> vochtige zeewind, zorgt voor een mild effect in de winter en zomer.
-> daardoor geen extreme temperatuurverschillen tussen zomer en winter.

2. Aflandige wind = komt van land richting zee, gaat van het land af.
-> Drogere wind, zorgt voor extremere temperaturen in de zomer en winter
-> daardoor wel extremere temperatuurverschillen tussen zomer en winter.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak is juist?
A
In de winter is de zee warmer dan het land.
B
In de zomer is de zee koeler dan het land.
C
Een landwind heeft in de zomer een verkoelend effect.
D
Een zeewind heeft in de winter een verkoelend effect op het land.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?
A
In de zomer is aanlandige wind warm.
B
Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
C
In de winter is aanlandige wind koud.
D
In de winter is aanlandige wind warm.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hoogste punt in NL is de Vaalserberg: 322 hoog. Je staat bijna op de top, op 300 meter boven NAP.
Hoe groot is het temperatuurverschil met Maassluis (ligt op zeeniveau?) Rond af tot een geheel getal

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanvoer van warmte en kou
De temperatuur wordt ook bepaald door andere plekken op de aarde. Door lucht- en zeestromen komen invloeden van andere plekken bij ons en dit zorgt ervoor dat we meestal een zacht klimaat hebben, maar het kan ook zorgen voor extremen van kou en warmte.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ligging van gebergte
Algemene regel: 
wind van zee neemt waterdamp mee. Tegen een gebergte stijgt de lucht op, koelt af, waterdamp condenseert en dat geeft regen of sneeuw.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van welk soort neerslag is er sprake bij bergen?
A
stijgingsneerslag
B
stuwingsneerslag
C
frontale neerslag

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van seizoenen 
Naast deze weer- en klimaatfactoren hebben we nog te maken met het feit dat:
- de wereld om zijn as draait in 24 uur 
- de aarde in bijna 365 dagen om de zon draait
Dit maakt alles nog een klein beetje complexer. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vier seizoenen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies