bs 4

Bs 4
Transplantatie en bloedtransfusie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Bs 4
Transplantatie en bloedtransfusie

Slide 1 - Tekstslide

Transplantatie
Als aangetast weefsel of orgaan wordt vervangen door een ander weefsel of orgaan.
Dit kan van de persoon zelf zijn, maar ook van een donor.
Bij transplantatie van een donor kunnen afstotingsreacties plaatsvinden.
Dit komt door eiwitten op het celmembraan van de donor die door het immuunsysteem van de acceptor als antigenen worden gezien.

Slide 2 - Tekstslide

HLA (human leukocyte antigen)
Door het HLA systeem kunnen lymfocyten eigen cellen van lichaamsvreemde cellen onderscheiden. Iedereen heeft zijn eigen unieke HLA systeem (eigen antigenen). 
Bij transplantatie moet onderzocht worden of de donor een passend HLA systeem heeft voor de acceptor.

Slide 3 - Tekstslide

Afstotingsreacties
De antigenen van de donor komen nooit 100% overeen met die van de acceptor. 
Hierdoor kunnen T-lymfocyten van de acceptor de cellen van de donor aanvallen en vernietigen.
Dit kan worden onderdrukt door medicijnen die het hele immuunsysteem onderdrukken.

Slide 4 - Tekstslide

Maken
26+27

Slide 5 - Tekstslide

Bloed

Er bestaan 4 verschillende bloedgroepen:

A, B, AB, O


Ze verschillen omdat ze verschillende antigenen (bij bloed: bloedfactor) aan de buitenkant hebben van hun cellen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

antistoffen

Voor iemand met bloedgroep A zijn de antigenen van bloedgroep B lichaamsvreemde stoffen. Hier maakt degene met bloedgroep A antistoffen voor.


Er bestaat dus anti-A en anti-B

Slide 8 - Tekstslide

bloedgroepen

bloedgroep A - anti-B

bloedgroep B - anti-A

bloedgroep AB - geen antistoffen

bloedgroep O - anti-A & anti-B


krijg je het vekeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen, de patiënt kan dan doodgaan.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Verzin een proefje:

Hoe zou je met behulp van antistof A en antistof B iemand zijn bloedgroep kunnen bepalen?

Slide 11 - Tekstslide

Maak
16-23 
+
28+29

Slide 12 - Tekstslide

Resusfactor

naast de bloedfactor (antigenen) kan ook de resusfactor voorkomen op de rode bloedcellen.

Je hebt ze (resuspositief, Rh+), of je hebt ze niet(resusnegatief, Rh-)

Ongeveer 85% van de mensen is resuspositief.

Iemand die resusnegatief is kan geen bloed ontvangen van iemand die resuspositief is.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

resusbaby

Als een resusnegatieve moeder zwanger is van een resuspositief kind kunnen er problemen ontstaan. Het bloed van het kind zou in aanraking kunnen komen met het bloed van de moeder bij de bevalling.

De moeder maakt dan aan antistof tegen resuspositief bloed. Deze antistoffen kan zij doorgeven aan een volgend kind tijdens de zwangerschap.

Slide 15 - Tekstslide

Als dat kind ook resuspositief is dan krijgt hij antistoffen binnen tegen zichzelf.

Om dit te voorkomen krijgt de moeder een serum van antistoffen, dan maakt ze deze zelf niet aan en dan zijn die antistoffen na een jaar weer weg. Dan kan ze weer zwanger worden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Maken
30-32
Klaar? 
Examentrainer op blz 144-145 maken

Slide 18 - Tekstslide