Zuren basen

Herhaling Zuren + Afronden 
Zuren


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling Zuren + Afronden 
Zuren


Slide 1 - Tekstslide

7.1 Ph van een Oplossing
Leerdoelen van deze paragraaf:
  • Je kent de plaats van zure, neutrale en basische oplossingen op de pH-schaal.
  • Je kan werken met rood en blauw lakmoespapier en universeel indicator papier.
  • Je kan werken met de zuur-base indicatoren uit binas tabel 52A.
  • Je weet dat een zure oplossing H+ ionen bevat. 
  • Je weet dat een zuur een deeltje is dat een H+ ion kan afstaan.
  • Je kent de namen van zes veelgebruikte zuren.
  • Je weet hoe je een oplossing van sterk zuur moet noteren.
  • Je weet hoe je een oplossing van een zwak zuur moet noteren.

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1) De pH kan je meten met...
A
Custard
B
Zuur-base indicatoren
C
pH meter
D
Zuur-base indicatoren en een pH meter

Slide 3 - Quizvraag

Vraag 2)
Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
zuur
neutraal
basisch

Slide 4 - Sleepvraag


Vraag 3)
Noteer de naam van de leerling met het juiste idee.

Slide 5 - Open vraag

Vraag 4) Een zure stof is...
A
...een stof met een pH lager dan 7
B
...een stof met en pH hoger dan 7
C
...een stof die een H+ kan opnemen
D
...een stof die een H+ kan afstaan

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 5) Een basische oplossing is...
A
...een oplossing met een pH lager dan 7
B
...een oplossing met en pH hoger dan 7
C
...een stof die een H+ kan opnemen
D
...een stof die een H+ kan afstaan

Slide 7 - Quizvraag

6) Wanneer je een zure oplossing verdunt met water ...
A
... wordt de pH lager.
B
blijft de pH gelijk.
C
... wordt de pH hoger.

Slide 8 - Quizvraag

Vraag 7) Tommy wil de pH bepalen van een oplossing. Hij mengt in 4 reageerbuizen steeds een beetje oplossing met een indicator.
Geef zo precies mogelijk aan tussen welke grenzen de pH van de oplossing ligt. Gebruik binas T52A.
A
3,8 < pH < 5,5
B
3,8 < pH < 4,4
C
5,4 < pH < 5,5
D
4,4 < pH < 4,8

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 8) Sleep de formule naar de juiste naam.
chloride
fosfaat
fosforzuur
zwavelzuur
acetaat
nitraat
carbonaat
sulfaat
koolzuur
salpeterzuur
azijnzuur
waterstofchloride

Slide 10 - Sleepvraag

Vraag 9)
Als je het gas HCl door water leidt, ontstaat de oplossing die hiernaast schematisch is weergegeven. Deze oplossing heet zoutzuur.

Je noteert zoutzuur als:
A
H+ (aq) + Cl-(aq)
B
H+ (g) + Cl-(g)
C
HCl (aq)
D
HCl (g)

Slide 11 - Quizvraag

7.2 Sterke en zwakke zuren
Een sterk zuur is volledig in ionen gesplitst. De oplosreactie is: 


In een oplossing van een zwak zuur zijn maar weinig moleculen gesplitst. De oplosreactie is:


In Binas T49 staan in de linker kolom op beide bladzijden de zuren. 
De bovenste 7 zuren zijn sterke zuren!!  
Alle zuren daaronder zijn zwakke zuren (alleen de 5 onderste formules doen niet mee).
De zuurconstante is een maat voor het percentage v/d moleculen dat in een oplossing in ionen is gesplitst)
HNO3(l)>H+(aq)+NO3(aq)
CH3COOH(l)<>CH3COOH(aq)

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 10) Noem een sterk zuur en een zwak zuur uit Binas Tabel 49. Noteer je antwoord als:
Sterk zuur: ...
Zwak zuur ...

Slide 13 - Open vraag

Vraag 11)Wat is de juiste notatie van een oplossing van zwavelzuur?

Tip: kijk in T49 of zwavelzuur een sterk of zwak zuur is.
A
H2SO4(aq)
B
2H+(aq)+SO42(aq)

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 12) Wat is de juiste notatie van een oplossing van fosforzuur?
Tip: kijk in tabel 49 of fosforzuur een sterk of zwak zuur is.
A
H3PO4(aq)
B
H+(aq)+H2PO4(aq)

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 13) In een methaanzuuroplossing heerst het volgende evenwicht:
HCOOH(aq) <-> H+(aq) + HCOO-(aq)
Sleep de moleculen naar de juiste plek in de evenwichtsvoorwaarde:
K=
-------------------------------
[                      ]
[                     ]

[                          ]

[H+(aq)]
[HCOO-(aq)]
[HCOOH(aq)]

Slide 16 - Sleepvraag

YESSSS!

paragraaf 7.1 t/m 7.3  zijn klaar!






Slide 17 - Tekstslide

Schrijf in je eigen woorden twee dingen op die je bij het oefenen van deze paragraaf hebt geleerd.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf twee dingen op die je nog onduidelijk vindt bij deze paragraaf.

Slide 19 - Open vraag

7.4 pH berekeningen
Leerdoelen
  • Je kunt de pH van een zure oplossing berekenen 
  • Je kunt [H+] van een zure oplossing berekenen 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 14) De [H+] in een oplossing is 2,4 x 10 -4 M.
Bereken de pH van deze oplossing.

Slide 22 - Open vraag

Vraag 15) De pH van een oplossing 6,05.
Bereken de [H+] in deze oplossing.

Slide 23 - Open vraag

Schrijf in je eigen woorden twee dingen op die je bij het oefenen van deze paragraaf hebt geleerd.

Slide 24 - Open vraag

Schrijf twee dingen op die je nog onduidelijk vindt bij deze paragraaf.

Slide 25 - Open vraag

8.5 Basen
Leerdoelen van deze paragraaf zijn:
  • Je weet dat een base een deeltje is dat een H+ kan opnemen.
  • Je weet dat een basische oplossing OH- ionen bevat.
  • Je kent de namen van vijf veelvoorkomende basen.
  • Je kent de triviale namen: natronloog, kaliloog en kalkwater.
  • Je kunt van stoffen aangeven of die zuur of base zijn

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 14) Sleep de formule naar de juiste naam.
hydroxide
oxide
ammoniak
carbonaat
waterstofcarbonaat
koolzuur
ammonium
natronloog
kaliloog
kalkwater
Na+ (aq) + OH-(aq)
K+ (aq) + OH-(aq)
Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)

Slide 27 - Sleepvraag

BASE
ZUUR
Vraag 15) 
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

Slide 28 - Sleepvraag

vraag 16)
Je kan kalkwater op twee manieren maken, door calciumhydroxide of door calciumoxide aan water toe te voegen. Geef voor beide manieren de reactievergelijking.

Slide 29 - Open vraag

Schrijf in je eigen woorden twee dingen op die je bij het oefenen van deze paragraaf hebt geleerd.

Slide 30 - Open vraag

Schrijf twee dingen op die je nog onduidelijk vindt bij deze paragraaf.

Slide 31 - Open vraag

Dit was de formatieve opdracht voor de paragraven 1 t/m 5
De volgende les zullen we deze bespreken.

Slide 32 - Tekstslide