Les 3 Medicatie

Les 3 Medicatie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 3 Medicatie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt :
  • vertellen wat de wet BIG, WKKGZ, geneesmiddelenwet en wet CBG regelen.
  • de 3 benamingen van medicijnen benoemen en toelichten
  • vertellen op welke wijze medicatie is ingedeeld
  • 6 toedieningswijzen benoemen met een voorbeeld

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  1. Korte herhaling vorige week
  2. Blik op het huiswerk
  3. leeractiviteit wet - en regelgeving (zelfs werken)
  4. Theorie medicatie
  5. zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Wet - en regelgeving
Maak Leeractiviteit 3

Stu - Fase 2 - Zorgtechnische handelingen-
Leeractiviteiten








timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Nabespreken opdracht

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk gelukt?
  • Lees de protocollen over temperaturen, ademhaling, bloeddrukmeten, hartslag meten.
  • Voor deze week lees: Mensen thema 6.1, 8.1 t/m 8.3, 9.1 t/m 9.3, 10.1 t/m 10.5, 14.1 t/m 14.4 en 15 t/m 15.3
  • Voor volgende week: Mensen thema medicatie algemeen 12.1 t/m 12.4. Werkzame stof en hulpstof, onderverdeling medicijnen en werking medicijnen.
  • Presentatie ziektebeelden

Slide 8 - Tekstslide

Theorie

Slide 9 - Tekstslide

Medicijn
Een medicijn of geneesmiddel is een chemische stof die invloed uitoefent op het lichaam en de processen die hierin plaatsvinden. 

Slide 10 - Tekstslide

Medicijn bevat:
Werkzame stof: De stof die het effect van het medicijn veroorzaakt

Hulpstof: een bindmiddel of wordt toegevoegd om het volume te vergroten. 
Heeft geen invloed op de werking van het medicijn.

Slide 11 - Tekstslide

Benamingen:
  1. Chemische naam
  2. Stofnaam
  3. Merknaam

Slide 12 - Tekstslide

Chemische naam
verwijst naar de groep medicatie waar het geneesmiddel onder valt op basis van de chemische samenstelling ervan. Zo is de chemische naam van het aspirientje 2-acetoxy-benzoëzuur.

Slide 13 - Tekstslide

Stofnaam
De internationale naam. Deze is afgeleid van de chemische stofnaam en verwijst naar het werkzame bestanddeel. 

De stofnaam van het aspirientje is: acetylsalicylzuur.

Slide 14 - Tekstslide

Merknaam
de naam die is verzonnen door de producent, zodat mensen zien dat dit medicijn afkomstig is van dit bedrijf. Deze naam is de geregistreerde naam in Nederland. Daarbij staat naast de naam altijd het symbool ®.

Slide 15 - Tekstslide

Generiek
Een merkloos middel heet ook wel een generiek geneesmiddel. Dat zijn medicijnen met dezelfde werkzame stof, die door meerdere fabrikanten geproduceerd worden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het merknaam?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de stofnaam?

Slide 19 - Open vraag

Indeling medicatie:

1. Gebruik: met welk doel wordt het medicijn gebruikt?
2. Werkingsgebied: op welke manier en waar in het lichaam               werkt het medicijn?
3. Vorm: in welke vorm wordt het medicijn gegeven?
4. Toedieningswijze: op welke manier wordt het medicijn                      toegediend?

Slide 20 - Tekstslide

Geef per indeling een voorbeeld
(gebruik, gebied, vorm, toedieningswijze)

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Link

Opdracht
Maak de puzzel over de medicatievormen

Slide 23 - Tekstslide

  • Oraal --> tablet, dragee, capsule, poeder, drank
  • Rectaal --> zetpil
  •  Transcutaan --> pleisters, zalf
  • Vaginaal
  • Sublinguaal
  • Intraveneus
  • Intramusculair
  • Subcutaan
  • Neus /  oog / oor
  • Inhalatie
Pak je huiswerk erbij.
Welke voorbeelden heb je opgeschreven?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten in Mensen
Thema 12: 2-3-4-5-6-7-8



Huiswerk: lezen Psychofarmaca
Thema 20.1 t/m 20.5 

Slide 26 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt :
  • vertellen wat de wet BIG, WKKGZ, geneesmiddelenwet en wet CBG regelen.
  • de 3 benamingen van medicijnen benoemen en toelichten
  • vertellen op welke wijze medicatie is ingedeeld
  • 6 toedieningswijzen benoemen met een voorbeeld

Slide 27 - Tekstslide