V6 Alles is gemaakt om kapot te gaan


Alles is gemaakt om kapot te gaan
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Alles is gemaakt om kapot te gaan

Slide 1 - Tekstslide

De tekst ‘Alles is gemaakt om kapot te gaan’ kan door middel van onderstaande kopjes in achtereenvolgens vier delen worden onderverdeeld:
deel 1: Introductie
deel 2: Interpretatie van de tentoonstelling
deel 3: Reflectie op de tentoonstelling
deel 4: Eindoordeel over de tentoonstelling
Bij welke alinea begint deel 3, ‘Reflectie op de tentoonstelling’?

Slide 2 - Open vraag

De tekst ‘Alles is gemaakt om kapot te gaan’ kan door middel van onderstaande kopjes in achtereenvolgens vier delen worden onderverdeeld:
deel 1: Introductie
deel 2: Interpretatie van de tentoonstelling
deel 3: Reflectie op de tentoonstelling
deel 4: Eindoordeel over de tentoonstelling
Bij welke alinea begint deel 4, ‘Eindoordeel over de tentoonstelling’?

Slide 3 - Open vraag

“Als je daar goed over nadenkt, is dat ironisch.” (regels 49-51)
Leg uit waarom de term ‘ironisch’ volgens alinea 3 van tekst 1 van toepassing is op de tentoonstelling van Hirst.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 25 woorden.

Slide 4 - Open vraag

Uit alinea 5 van tekst 1 blijkt dat de tentoonstelling van Hirst op te vatten is als kritiek op de moderne kunst.
Wat is de essentie van deze kritiek volgens alinea 5?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden.

Slide 5 - Open vraag

“Dat is een ongemakkelijke vraag.” (regels 139-140)
Waarom wordt bedoelde vraag als een ongemakkelijke vraag gezien?

A
omdat bedoelde vraag een retorische vraag is
B
omdat het antwoord moeilijk onder woorden te brengen is
C
omdat we tegenwoordig niets met eeuwigheidswaarde maken

Slide 6 - Quizvraag

“In de artikelen en recensies die ik over de tentoonstelling heb gelezen, werd dit geïnterpreteerd als postmoderne ironie of humor.” (regels 183-187)
Leg uit welke tegenstelling ten grondslag ligt aan deze ironie.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.

Slide 7 - Open vraag

“De tentoonstelling ging over mythevorming en de behoefte aan verhalen.” (regels 114-116)
Citeer uit alinea 7 tot en met 10 de zin waaruit blijkt dat deze behoefte
aan verhalen tijdens het bezoek aan deze tentoonstelling bewaarheid wordt voor de recensent.

Slide 8 - Open vraag

Hoe luidt het eindoordeel over Hirsts tentoonstelling Treasures from the Wreck of the Unbelievable, gelet op de strekking van tekst 1?
De tentoonstelling is
A
indrukwekkend, omdat Hirst kosten noch moeite heeft gespaard om een gigantische kunstschat te vervaardigen die niettemin fictief is.
B
provocatief, omdat Hirst zich in deze tentoonstelling zonder enige reserve bedient van postmoderne ironie of humor in de vorm van moderne mythen.
C
relativerend, omdat Hirst met zijn fantasierijke weergave van een niet-bestaand verleden een ander perspectief biedt op de tegenwoordige kunst.
D
verontrustend, omdat Hirst de bezoeker een ontluisterende kijk op onze hedendaagse cultuur biedt met het tonen van de zogenaamde schatten.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe kan het voornaamste doel van tekst 1 het best worden omschreven?
De tekst
A
biedt de lezer een subjectieve bespiegeling op Hirsts tentoonstelling.
B
geeft een zakelijke en diepgravende analyse van Hirsts tentoonstelling.
C
plaatst de besproken tentoonstelling in de context van het verdere werk van Hirst.
D
wil de lezer overtuigen van de perfecte uitvoering en de beperkte zeggingskracht van Hirsts tentoonstelling.

Slide 10 - Quizvraag