Eindexamen NE 6v les 3: soorten vragen en tekst 1 2022-I

Examentraining
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examentraining

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
-Bespreken wij kort enkele aandachtspunten eindexamen
-Lezen wij actief tekst 1 (tijdvak 2022 I)
-Beantwoorden wij vragen bij tekst 1. 
-Bespreken wij hoe je tot deze antwoorden gekomen bent. 

Volgende les: Laatste keer oefenen met teksten - oefenen met stijl

Slide 2 - Tekstslide

Welke bronnen worden gebruikt?

Slide 3 - Tekstslide

Welke onderwerpen in CE's 2016-2021?
- maatschappelijke onderwerpen
- met vaak ook nadruk op maatschappelijk belang: ethiek (moraal, wat vinden we goed of fout) of filosofie.
Voorbeelden: 1. De verhouding werk / vrije tijd; 2. discriminatie en seksisme; 3. Nut en winst versus maatschappelijke waarde; 4. Sensatiezucht en scoringsdrift in politiek en media; 5. Digitalisering en beeldschermverslaving.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Waarom is het examen Nederlands moeilijk?
Extra druk op het werkgeheugen, want je moet per vraag...:
  1. nadenken over de inhoud.
  2. de inhoud goed formuleren.
  3. formuleren in een beperkt aantal woorden of in één of meer volledige zinnen. 
  4. foutloos formuleren: taalgebruik en spelling tellen mee.

Slide 7 - Tekstslide

Wat heb je dus nodig?
- Gemarkeerde tekstgedeeltes
- Taalsteun:  kennis van signaalwoorden, structurende zinnen, kennis hoe je een antwoord formuleert.
- Feedback: oefen met elkaar een examentekst. Controleer niet alleen of je een antwoord goed is, maar vooral de REDENERING richting je eigen antwoord.
- Revisie: herformuleer je antwoord. (uit: LTM, 109-2, 2022)

Slide 8 - Tekstslide

Soorten vragen
Tekstafhankelijke en tekstonafhankelijke vragen
Tekstonafhankelijk: vragen die in elke tekst kunnen voorkomen: Voorbeeld: kopjesvragen, vragen over functiewoorden, vragen over tekststructuren, vragen over de functie van inleiding of slot.
Tekstafhankelijk: vragen die specifiek over de inhoud van de tekst gaan.

Slide 9 - Tekstslide

Puntentelling
De puntentelling kan je helpen. Als een vraag 2 punten oplevert, dan zal je antwoord waarschijnlijk twee delen moeten hebben:

Slide 10 - Tekstslide

Herformuleer de vraag in je antwoord
Begin je antwoord van een open vraag met de vraag. Dit stuurt je in het geven van het goede antwoord. Voorbeeld:
Vraag: Welke drie aspecten van de voedselindustrie veroorzaken volgens tekst 3 wantrouwen onder de Nederlandse bevolking?
Antwoord: De drie aspecten die wantrouwen veroorzaken zijn...
Als aan een antwoord een woordlimiet is gekoppeld, dan tellen deze woorden nog niet mee.

Slide 11 - Tekstslide

Formuleer precies
Wees heel precies in je woordkeuze. Is je antwoord niet te vaag of juist te gedetailleerd?
Voorbeeld 1: in een samenvattingsvraag mogen geen voorbeelden zitten.

Slide 12 - Tekstslide

Formuleer precies
Voorbeeld 2: als een vergelijking wordt gemaakt tussen melkveehouders en chipfabrikanten (2019-II), dan kan ‘boeren-chipfabrikanten’ nog wel, maar ‘voedselsector-chipfabrikanten’ niet. Voedselsector is namelijk de hele sector, inclusief supermarkten, voedseltransport, enzovoorts.

Slide 13 - Tekstslide

Een paar lastige vragen...
Verwijswoorden: zorg dat je antwoord concreet is en op één manier uit te leggen is. Gebruik GEEN vage verwijswoorden naar iets uit de vraag of uit de tekst (dat, het, daar, ze, enz.) 
Vergelijkingsvraag/verschilvraag: geef wat er vergeleken wordt én wat beide onderdelen van de vergelijking zijn. Dus NIET: de vergelijking gaat over Nederlandse fruitsoorten: volgens de auteur heeft een appel vaak een rode schil en een peer niet.  

Slide 14 - Tekstslide

Een paar lastige vragen...
Overeenkomstvraag: formuleer waarin de onderdelen overeenkomen. Het antwoord zal vaak moeten beginnen met: 'Bij beide partijen...', 'In beide gevallen...', enz.

Slide 15 - Tekstslide

Citeren
Bij citeren moet je letterlijk iets uit de tekst overnemen
- Inclusief hoofdletters en interpunctie, zoals in de tekst staat.
- Voorzien van citaattekens ervoor en erachter (enkele of dubbele aanhalingstekens)
- Wees secuur, want een meervoud opschrijven terwijl een enkelvoud in de tekst staat, is fout. Een afbreekstreepje aan het eind van een zin zien als een koppelteken bij een samenstelling en dus ook zo opschrijven, is ook fout.

Slide 16 - Tekstslide

Citeren
- Kijk goed wat je moet citeren: een zin, een zinsdeel, een woordgroep, een woord. Is het te veel, al staat het goede antwoord er wel in? Dan is het fout.
- Staat er bij dat je niet mag citeren / staat er niks, schrijf dan in eigen woorden het antwoord op. Natuurlijk is het verstandig om belangrijke woorden, die in de tekst staan, ook in je antwoord te gebruiken, zolang je maar niet letterlijk een zin overneemt. 

Slide 17 - Tekstslide

Eindexamen vragen maken
2022 Tijdvak I - Tekst 1

Slide 18 - Tekstslide

Tekst 1
Lees de tekst actief. 
Markeer kernzinnen, omcirkel signaalwoorden en zet opvallende zaken in de kantlijn.

timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

De tekst ‘Alles is gemaakt om kapot te gaan’ kan door middel van
onderstaande kopjes in achtereenvolgens vier delen worden
onderverdeeld:
deel 1: Introductie
deel 2: Interpretatie van de tentoonstelling
deel 3: Reflectie op de tentoonstelling
deel 4: Eindoordeel over de tentoonstelling

1p 1 Bij welke alinea begint deel 3, ‘Reflectie op de tentoonstelling’?
A
Alinea 5
B
Alinea 7
C
Alinea 6
D
Alinea 8

Slide 20 - Quizvraag

De tekst ‘Alles is gemaakt om kapot te gaan’ kan door middel van
onderstaande kopjes in achtereenvolgens vier delen worden
onderverdeeld:
deel 1: Introductie
deel 2: Interpretatie van de tentoonstelling
deel 3: Reflectie op de tentoonstelling
deel 4: Eindoordeel over de tentoonstelling

1p 2 Bij welke alinea begint deel 4, ‘Eindoordeel over de tentoonstelling’?
A
Alinea 8
B
Alinea 9
C
Alinea 10
D
Alinea 11

Slide 21 - Quizvraag

“Als je daar goed over nadenkt, is dat ironisch.” (regels 49-51)

2p 3 Leg uit waarom de term ‘ironisch’ volgens alinea 3 van tekst 1 van
toepassing is op de tentoonstelling van Hirst.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 25 woorden.

Slide 22 - Open vraag

Uit alinea 5 van tekst 1 blijkt dat de tentoonstelling van Hirst op te vatten
is als kritiek op de moderne kunst.
1p 4 Wat is de essentie van deze kritiek volgens alinea 5?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 15 woorden.

Slide 23 - Open vraag

“Dat is een ongemakkelijke vraag.” (regels 139-140)
1p 6 Waarom wordt bedoelde vraag als een ongemakkelijke vraag gezien?
A
omdat bedoelde vraag een retorische vraag is
B
omdat het antwoord moeilijk onder woorden te brengen is
C
omdat we tegenwoordig niets met eeuwigheidswaarde maken

Slide 24 - Quizvraag

“In de artikelen en recensies die ik over de tentoonstelling heb gelezen, werd dit geïnterpreteerd als postmoderne ironie of humor.” (regels 183-187)
2p 7 Leg uit welke tegenstelling ten grondslag ligt aan deze ironie.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.

Slide 25 - Open vraag

“De tentoonstelling ging over mythevorming en de behoefte aan verhalen.” (regels 114-116)

1p 8 Citeer uit alinea 7 tot en met 10 de zin waaruit blijkt dat deze behoefte
aan verhalen tijdens het bezoek aan deze tentoonstelling bewaarheid
wordt voor de recensent.

Slide 26 - Open vraag

Hoe luidt het eindoordeel over Hirsts tentoonstelling Treasures from the
Wreck of the Unbelievable, gelet op de strekking van tekst 1?
De tentoonstelling is
A
indrukwekkend, omdat Hirst kosten noch moeite heeft gespaard om een gigantische kunstschat te vervaardigen die niettemin fictief is.
B
provocatief, omdat Hirst zich in deze tentoonstelling zonder enige reserve bedient van postmoderne ironie of humor in de vorm van moderne mythen.
C
relativerend, omdat Hirst met zijn fantasierijke weergave van een niet-bestaand verleden een ander perspectief biedt op de tegenwoordige kunst.
D
verontrustend, omdat Hirst de bezoeker een ontluisterende kijk op onze hedendaagse cultuur biedt met het tonen van de zogenaamde schatten.

Slide 27 - Quizvraag

1p 10 Hoe kan het voornaamste doel van tekst 1 het best worden omschreven?
De tekst
A
biedt de lezer een subjectieve bespiegeling op Hirsts tentoonstelling.
B
geeft een zakelijke en diepgravende analyse van Hirsts tentoonstelling.
C
plaatst de besproken tentoonstelling in de context van het verdere werk van Hirst.
D
wil de lezer overtuigen van de perfecte uitvoering en de beperkte zeggingskracht van Hirsts tentoonstelling.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video