spelling herhalen

Hoe schrijf je het woord...
1 / 34
volgende
Slide 1: Open vraag
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoe schrijf je het woord...

Slide 1 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
A
profincie
B
profinsie
C
provincie
D
provinsie

Slide 2 - Quizvraag

Hoe schrijf je het woord...

Slide 3 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
A
kactus
B
cactus
C
kactes
D
cactes

Slide 4 - Quizvraag

Hoe schrijf je het woord...

Slide 5 - Open vraag

Hoe schrijf je het woord...

Slide 6 - Open vraag

Hoe schrijf het woord...

Slide 7 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
A
positie
B
poositie
C
possitie
D
poossitie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
iritatie
B
irritatie
C
iritatsie
D
irritatsie

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je het woord...

Slide 10 - Open vraag

Hoe schrijf je het woord...

Slide 11 - Open vraag

Hoe schrijf je het woord...

Slide 12 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
A
spionnage
B
spionnasje
C
spionage
D
spionasje

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
loosjeren
B
loogeren
C
losjeren
D
logeren

Slide 14 - Quizvraag

Hoe schrijf je het woord...

Slide 15 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
A
fuilnissak
B
fuilniszak
C
vuilnissak
D
vuilniszak

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Hoe schrijf ik het woord?
A
kloken
B
klokken
C
klooken
D
klookken

Slide 18 - Quizvraag

Het goede antwoord is:
A
klapen
B
klaapen
C
klaappen
D
klappen

Slide 19 - Quizvraag

Het goede woord is:
A
kieppen
B
kiepen
C
kipen
D
kippen

Slide 20 - Quizvraag

Het goede antwoord is:
A
mugen
B
muggen
C
muugen
D
muuggen

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

welk woord is fout gespeld
A
amandulen
B
flauwe
C
raampje
D
spiegel

Slide 23 - Quizvraag

welk woord hoort bij dit plaatje, typ hieronder

Slide 24 - Open vraag

welk woord hoort bij dit plaatje, typ hieronder

Slide 25 - Open vraag

welk woord hoort bij dit plaatje, typ hieronder

Slide 26 - Open vraag

Lesdoel

Ik kan woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep goed opschrijven.

Slide 27 - Tekstslide

Bij welk woord hoor je een lange klank aan het eind van een klankgroep?
A
wandelen
B
beren
C
schrijven
D
branden

Slide 28 - Quizvraag

Bij welk woord hoor je een lange klank aan het eind van een klankgroep?
A
fietsen
B
feestje
C
bestellen
D
kopen

Slide 29 - Quizvraag

Bij welk woord hoor je een lange klank aan het eind van een klankgroep?
A
voetbal
B
ruzie
C
kerstboom
D
tiental

Slide 30 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
cirkel
B
cent
C
cip
D
circus

Slide 31 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
sinaasappel
B
cimpel
C
lucifer
D
centimeter

Slide 32 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
oceaan
B
procent
C
provincie
D
presies

Slide 33 - Quizvraag

Hoe ging deze les bij jou?
A
Heel erg goed!
B
Prima.
C
Mwah... Niet best.
D
Helemaal niet goed...

Slide 34 - Quizvraag