De kat uit de boom kijken.
De aap komt uit de mouw.
De hond in de pot vinden.
Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.
Het paard achter de wagen spannen.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
Een ezel stoot zich in ’t gemeen niet tweemaal aan dezelfde steen.
Een vreemde eend in de bijt zijn.
Als een olifant door de porseleinkast gaan.