Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf
timer
8:00
Slide 11 - Tekstslide
Startopdracht:
1. Maak een schema waarin je de 6 voedingsstoffen verdeeld over de 3 groepen.
2. Geef de definitie van een voedingsmiddel en voedingsstof, ADH en referentie-inname
timer
5:00
Slide 12 - Tekstslide
7.3 Les 2
Slide 13 - Tekstslide
groepen voedingsstoffen
voedingsstoffen
Zoek bij elkaar
energierijke stoffen
bouwstoffen
beschermende stoffen
koolhydraten
vetten
eiwitten, vetten
mineralen, water
vitaminen
mineralen
Slide 14 - Sleepvraag
Welk vak van de schijf van vijf bevat veel koolhydraten?
A
Groen
B
Blauw
C
Oranje
D
Paars
Slide 15 - Quizvraag
Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermende stoffen
suiker
zetmeel
vetten
eiwitten
mineralen
vitaminen
vetten
mineralen
water
Slide 16 - Sleepvraag
Waar zijn voedingsvezels belangrijk voor?
A
voor de smaak
B
voor het kauwen
C
voor de darmen
D
voor het slikken
Slide 17 - Quizvraag
Waar zorgen de voedingsstoffen voor?
Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermstoffen
Energie
Groeien
Beschermen tegen ziektes
Slide 18 - Sleepvraag
Leerdoelen 7.3 deel 2
Je kunt beschrijven hoe tandbederf ontstaat.
Je kunt beschrijven waardoor verstopte bloedvaten kunnen ontstaan.
Je kunt uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding en overmatige voeding.
Slide 19 - Tekstslide
Hoe kom je aan energie?
Je gebruikt energie om:
warm te blijven, te bewegen, na te denken, je eten te verteren
Deze energie haal je uit je eten en drinken. Hierin zitten energierijke stoffen.
Energierijke stoffen:
koolhydraten = verzamelnaam voor zetmeel en suikers (glucose en gewone tafelsuiker)
vetten
Slide 20 - Tekstslide
Hoe houd je een gezond gewicht?
Hoeveel energie je nodig hebt, hangt af van 3 factoren:
- leeftijd.
- hoeveel je beweegt.
- geslacht.
- omgevingstemperatuur
Slide 21 - Tekstslide
Grondstofwisseling
Hoeveelheid energie die je lichaam in rust gebruikt voor alle lichaamsprocessen.
Slide 22 - Tekstslide
Hoeveel energie heb je nodig?
Energie wordt aangegeven met joules.
Verpakking: kilojoules (Kj) = 1000 joules
Energie ook vaak aangegeven in calorieën.
1 kilocalorie (1 kcal) 1 kcal= 1000 calorieën.
Je kunt kilojoules en kilocalorieën
in elkaar omrekenen
Slide 23 - Tekstslide
Hoe ontstaat een gaatje?
1. Suiker wordt omgezet in zuur door bacteriën, dit zuur tast tandglazuur aan.
2. Hierdoor lost tandbeen op en ontstaat een gaatje.
Pas op met frisdrank; deze dranken zijn al zuur en zit ook veel suiker in!
Gebruik tandpasta met fluoride.
Fluoride maakt glazuur sterker en beschermt tegen gaatjes!
Slide 24 - Tekstslide
Waarom matig met vet?
Je hebt ongeveer 70 gram vet per dag nodig.
Krijg je meer energierijke stoffen binnen dan je lichaam nodig heeft dan slaat je lichaam dit op als vet en word je te dik.
Bij teveel vet vernauwen je bloedvaten door teveel cholesterol
Slide 25 - Tekstslide
Hoge cholesterol
- Vernauwing bloedvaten -> hoge bloeddruk
- Verhoogde kans op hartinfarct of beroerte
Slide 26 - Tekstslide
Overgewicht
- meer kans op hart- en vaatziekten
- meer kans op suikerziekte
- slecht voor je gewrichten
door overbelasting
Slide 27 - Tekstslide
Ondergewicht
Een te laag lichaamsgewicht noem je ondergewicht.
Hierbij kan er een tekort aan voedingsstoffen ontstaan.
Iemand met ondergewicht kan sneller ziek worden
en is sneller moe en lusteloos.
Er is een grotere kans op botbreuken.
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 7.2 en 7.3
Maken: 7.2: 1 t/m 16
7.3: 2 t/m 6, 10, 14 t/m 16, 18, 19, 22, 23 en 26
Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf
timer
8:00
Slide 30 - Tekstslide
groepen voedingsstoffen
voedingsstoffen
Zoek bij elkaar
energierijke stoffen
bouwstoffen
beschermende stoffen
koolhydraten
vetten
eiwitten, vetten
mineralen, water
vitaminen
mineralen
Slide 31 - Sleepvraag
In welke regel staan alleen voedingsstoffen?
A
koolhydraten, rijst, mineralen
B
suiker, eiwitten, mineralen
C
voedingsvezels, suiker, koolhydraten
D
water, vitaminen, melk
Slide 32 - Quizvraag
Hieronder staan twee uitspraken over voedingsvezels. - 1. Voedingsvezels zijn voedingsstoffen. 2. Voedingsvezels zorgen ervoor dat je voedsel beter wordt verteerd. Welke uitspraak is juist?
A
alleen uitspraak 1
B
alleen uitspraak 2
C
uitspraken 1 en 2
D
geen van beide uitspraken
Slide 33 - Quizvraag
Beschermende stoffen zijn:
A
eiwitten, mineralen, water, vetten
B
vitaminen, mineralen
C
Koolhydraten, vetten
D
vitaminen, vetten
Slide 34 - Quizvraag
Energierijke stoffen zijn:
A
eiwitten, mineralen, water, vetten
B
vitaminen, mineralen
C
Koolhydraten, vetten
D
vitaminen, vetten
Slide 35 - Quizvraag
Je lichaam gebruikt niet altijd evenveel energie. Op een koude dag verbruik je veel / weinig energie.
A
veel
B
weinig
Slide 36 - Quizvraag
Fluoride beschermt tegen gaatjes. Voor welke laag in de tekening is fluoride belangrijk?
A
Alleen laag 1
B
Alleen laag 1 en 2
C
Laag 1,2 en 3
D
Alleen laag 3
Slide 37 - Quizvraag
7.3 Les 3
Eetstoornissen
Slide 38 - Tekstslide
Eetstoornissen
Wat weet jij al van eetstoornissen?
- Vorm een tweetal (duo) en zoek informatie op over eetstoornissen.
- Welke eetstoornissen bestaan er zoal en wat kun jij er over vinden op het internet.