Schrijf meteen een antwoord op ! Doorgekraste antwoorden tellen niet meer mee!
1 punt per definitie te verdienen = 6 punten totaal!
Slide 3 - Tekstslide
Rood
1. Evenwichtsprijs
A) De prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
B) De prijs die je als klant uiteindelijk in de winkel betaalt, dus inclusief btw.
Blauw
1. Brutowinst
A) Omzet - inkoopwaarde
B) Nettowinst - bedrijfskosten
timer
0:30
Slide 4 - Tekstslide
Rood
2. abstracte markt
A) Een plaats waar op afgesproken tijden goederen en diensten worden verhandeld.
B) Het geheel van vraag en aanbod van een product.
Blauw
2. kapitaalintensief
A) Bij de productie wordt veel gebruik gemaakt van machines en weinig van mensen.
B) Bij de productie wordt veel gebruik gemaakt van mensen en weinig van machines.
timer
0:30
Slide 5 - Tekstslide
Rood
3. de productiecapaciteit hangt af van:
A) Het aantal mensen dat in het bedrijf werkt.
B) Hoeveel de nettowinst is.
C) Prestatieloon
Blauw
3. de arbeidsproductiviteit kan verhogen door:
A) meer mensen aannemen.
B) Mensen langer te laten werken.
C) Specialisatie
timer
0:30
Slide 6 - Tekstslide
Ronde 2: Rekonomie
Los de sommen op.
Schrijf groot Ronde 2 in je schrift!
Noteer er onder een berekening en zet twee lijnen onder je eindantwoord!
Niet overleggen!
5 punten per goed opgeloste som = totaal 10 punten te verdienen!
Slide 7 - Tekstslide
Som 2
Aline verkoopt bloemen. De inkoopprijs van een boeket is € 7,50. De brutowinstmarge is 125%.
Bereken de verkoopprijs van een boeket.
Som 1
Art besluit om zijn voorheftruck te verkopen. Hij krijgt daar nu nog € 8.900 voor. Hij heeft de heftruck zeven jaar geleden gekocht. Elk jaar heeft hij er
€ 3.360 op afgeschreven.
Bereken voor welk bedrag Art de voorheftruck heeft gekocht.
timer
5:00
Slide 8 - Tekstslide
Ronde 3: vul in
Schrijf groot Ronde 3 in je schrift!
Vul je antwoorden onder elkaar in! Alleen je eerste antwoord telt!
Doorgestreept = 0 punten
1 woord per stippellijn
Per goed antwoord 2 punten = 24 totaal
Slide 9 - Tekstslide
Team rood
1. Als je het bij economie hebt over de markt dan bedoelen we vaak de ... markt.
2. Op de markt hebben bedrijven te maken met .... Dat zijn bedrijven die in dezelfde behoeften van consumenten voorzien.
3. Bedrijven en de overheid produceren in de ... sector.
4. In een bedrijfskolom staan bedrijven die elk zorgen voor ... ... zodat het product steeds meer geschikt is voor consumptie.
5. De winkelier moet de ontvangen btw afdragen aan de ...
6. Als bedrijven ... ... ..., houden ze bij hun productie rekening met de gevolgen voor mens en milieu.
Rood
Slide 10 - Tekstslide
Team blauw
!
1. Als machines stilstaan en het personeel heeft te weinig werk, dan is de producticapaciteit ...
2. Meer productie levert de samenleving werk en welvaart op. Je noemt dit ... ...
3.De brutowinst als percentage van de inkoopprijs noem je de ...
4.De afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet in de markt is zijn ...
5. Als er in verhouding veel machines worden gebruikt in een bedrijf dan is de productie ...
6. De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is ...
Blauw
Slide 11 - Tekstslide
Hier komen de antwoorden!!
Houd je antwoorden gereed.
Vul achter goed antwoord je aantal behaalde punten in en tel je punten bij elkaar op!
Slide 12 - Tekstslide
Rood
1. Evenwichtsprijs
A) De prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
B) De prijs die je als klant uiteindelijk in de winkel betaalt, dus inclusief btw.
Blauw
1. Brutowinst
A) Omzet - inkoopwaarde
B) Nettowinst - bedrijfskosten
Slide 13 - Tekstslide
Rood
2. abstracte markt
A) Een plaats waar op afgesproken tijden goederen en diensten worden verhandeld.
B) Het geheel van vraag en aanbod van een product.
Blauw
2. kapitaalintensief
A) Bij de productie wordt veel gebruik gemaakt van machines en weinig van mensen.
B) Bij de productie wordt veel gebruik gemaakt van mensen en weinig van machines.
Slide 14 - Tekstslide
Rood
3. de productiecapaciteit hangt af van:
A) Het aantal mensen dat in het bedrijf werkt.
B) Hoeveel de nettowinst is.
C) Prestatieloon
Blauw
3. de arbeidsproductiviteit kan verhogen door:
A) meer mensen aannemen.
B) Mensen langer te laten werken.
C) Specialisatie
Slide 15 - Tekstslide
Som 2
Aline verkoopt bloemen. De inkoopprijs van een boeket is € 7,50. De brutowinstmarge is 125%.
Bereken de verkoopprijs van een boeket.
Inkoop 7,50 = 100%
Marge = 125%
Totaal = 225%
7,50 : 100 x 225 = €16,88
Som 1
Art besluit om zijn voorheftruck te verkopen. Hij krijgt daar nu nog € 8.900 voor. Hij heeft de heftruck zeven jaar geleden gekocht. Elk jaar heeft hij er
€ 3.360 op afgeschreven.
Bereken voor welk bedrag Art de voorheftruck heeft gekocht.
Aline verkoopt bloemen. De inkoopprijs van een boeket is € 7,50. De brutowinstmarge is 125%.
Bereken de verkoopprijs van een boeket.
7,50 : 100 x 125 = € 9,38 €9,38 + €7,50 = € 16,88
of in een keer 7,50 x 2,25 = €16,88
Som 1
Art besluit om zijn voorheftruck te verkopen. Hij krijgt daar nu nog € 8.900 voor. Hij heeft de heftruck zeven jaar geleden gekocht. Elk jaar heeft hij er
€ 3.360 op afgeschreven.
Bereken voor welk bedrag Art de voorheftruck heeft gekocht.
Slide 17 - Tekstslide
Team rood
1. Als je het bij economie hebt over de markt dan bedoelen we vaak de ... markt.
2. Op de markt hebben bedrijven te maken met .... Dat zijn bedrijven die in dezelfde behoeften van consumenten voorzien.
3. Bedrijven en de overheid produceren in de ... sector.
4. In een bedrijfskolom staan bedrijven die elk zorgen voor ... ... zodat het product steeds meer geschikt is voor consumptie.
5. De winkelier moet de ontvangen btw afdragen aan de ...
6. Als bedrijven ... ... ..., houden ze bij hun productie rekening met de gevolgen voor mens en milieu.
Rood
1. concrete
Slide 18 - Tekstslide
Team rood
1. Als je het bij economie hebt over de markt dan bedoelen we vaak de ... markt.
2. Op de markt hebben bedrijven te maken met .... Dat zijn bedrijven die in dezelfde behoeften van consumenten voorzien.
3. Bedrijven en de overheid produceren in de ... sector.
4. In een bedrijfskolom staan bedrijven die elk zorgen voor ... ... zodat het product steeds meer geschikt is voor consumptie.
5. De winkelier moet de ontvangen btw afdragen aan de ...
6. Als bedrijven ... ... ..., houden ze bij hun productie rekening met de gevolgen voor mens en milieu.
Rood
2. concurrentie (of concurrenten)
Slide 19 - Tekstslide
Team rood
1. Als je het bij economie hebt over de markt dan bedoelen we vaak de ... markt.
2. Op de markt hebben bedrijven te maken met .... Dat zijn bedrijven die in dezelfde behoeften van consumenten voorzien.
3. Bedrijven en de overheid produceren in de ... sector.
4. In een bedrijfskolom staan bedrijven die elk zorgen voor ... ... zodat het product steeds meer geschikt is voor consumptie.
5. De winkelier moet de ontvangen btw afdragen aan de ...
6. Als bedrijven ... ... ..., houden ze bij hun productie rekening met de gevolgen voor mens en milieu.
Rood
3. publieke
Slide 20 - Tekstslide
Team rood
1. Als je het bij economie hebt over de markt dan bedoelen we vaak de ... markt.
2. Op de markt hebben bedrijven te maken met .... Dat zijn bedrijven die in dezelfde behoeften van consumenten voorzien.
3. Bedrijven en de overheid produceren in de ... sector.
4. In een bedrijfskolom staan bedrijven die elk zorgen voor ... ... zodat het product steeds meer geschikt is voor consumptie.
5. De winkelier moet de ontvangen btw afdragen aan de ...
6. Als bedrijven ... ... ..., houden ze bij hun productie rekening met de gevolgen voor mens en milieu.
Rood
4. toegevoegde waarde (of bewerking van het product
Slide 21 - Tekstslide
Team rood
1. Als je het bij economie hebt over de markt dan bedoelen we vaak de ... markt.
2. Op de markt hebben bedrijven te maken met .... Dat zijn bedrijven die in dezelfde behoeften van consumenten voorzien.
3. Bedrijven en de overheid produceren in de ... sector.
4. In een bedrijfskolom staan bedrijven die elk zorgen voor ... ... zodat het product steeds meer geschikt is voor consumptie.
5. De winkelier moet de ontvangen btw afdragen aan de ...
6. Als bedrijven ... ... ..., houden ze bij hun productie rekening met de gevolgen voor mens en milieu.
Rood
5. belastingdienst (overheid)
Slide 22 - Tekstslide
Team rood
1. Als je het bij economie hebt over de markt dan bedoelen we vaak de ... markt.
2. Op de markt hebben bedrijven te maken met .... Dat zijn bedrijven die in dezelfde behoeften van consumenten voorzien.
3. Bedrijven en de overheid produceren in de ... sector.
4. In een bedrijfskolom staan bedrijven die elk zorgen voor ... ... zodat het product steeds meer geschikt is voor consumptie.
5. De winkelier moet de ontvangen btw afdragen aan de ...
6. Als bedrijven ... ... ..., houden ze bij hun productie rekening met de gevolgen voor mens en milieu.
Rood
6. maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo)
Slide 23 - Tekstslide
Team blauw
!
1. Als machines stilstaan en het personeel heeft te weinig werk, dan is de producticapaciteit ...
2. Meer productie levert de samenleving werk en welvaart op. Je noemt dit ... ...
3.De brutowinst als percentage van de inkoopprijs noem je de ...
4.De afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet in de markt is zijn ...
5. Als er in verhouding veel machines worden gebruikt in een bedrijf dan is de productie ...
6. De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is ...
Blauw
1. onderbezet
Slide 24 - Tekstslide
Team blauw
!
1. Als machines stilstaan en het personeel heeft te weinig werk, dan is de producticapaciteit ...
2. Meer productie levert de samenleving werk en welvaart op. Je noemt dit ... ...
3.De brutowinst als percentage van de inkoopprijs noem je de ...
4.De afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet in de markt is zijn ...
5. Als er in verhouding veel machines worden gebruikt in een bedrijf dan is de productie ...
6. De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is ...
Blauw
2. maatschappelijke opbrengsten
Slide 25 - Tekstslide
Team blauw
!
1. Als machines stilstaan en het personeel heeft te weinig werk, dan is de producticapaciteit ...
2. Meer productie levert de samenleving werk en welvaart op. Je noemt dit ... ...
3.De brutowinst als percentage van de inkoopprijs noem je de ...
4.De afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet in de markt is zijn ...
5. Als er in verhouding veel machines worden gebruikt in een bedrijf dan is de productie ...
6. De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is ...
Blauw
3. brutowinstmarge
Slide 26 - Tekstslide
Team blauw
!
1. Als machines stilstaan en het personeel heeft te weinig werk, dan is de producticapaciteit ...
2. Meer productie levert de samenleving werk en welvaart op. Je noemt dit ... ...
3.De brutowinst als percentage van de inkoopprijs noem je de ...
4.De afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet in de markt is zijn ...
5. Als er in verhouding veel machines worden gebruikt in een bedrijf dan is de productie ...
6. De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is ...
Blauw
4. marktaandeel
Slide 27 - Tekstslide
Team blauw
!
1. Als machines stilstaan en het personeel heeft te weinig werk, dan is de producticapaciteit ...
2. Meer productie levert de samenleving werk en welvaart op. Je noemt dit ... ...
3.De brutowinst als percentage van de inkoopprijs noem je de ...
4.De afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet in de markt is zijn ...
5. Als er in verhouding veel machines worden gebruikt in een bedrijf dan is de productie ...
6. De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is ...
Blauw
5. kapitaalintensief
Slide 28 - Tekstslide
Team blauw
!
1. Als machines stilstaan en het personeel heeft te weinig werk, dan is de producticapaciteit ...
2. Meer productie levert de samenleving werk en welvaart op. Je noemt dit ... ...
3.De brutowinst als percentage van de inkoopprijs noem je de ...
4.De afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet in de markt is zijn ...
5. Als er in verhouding veel machines worden gebruikt in een bedrijf dan is de productie ...
6. De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is ...
Blauw
6. winst
Slide 29 - Tekstslide
Dan nu de vragen waar je een !!
voor moet zetten in je boek / nu even moet noteren
Slide 30 - Tekstslide
Extra opgaven
Herhaling 1, 2, 5, 7, 8, 12, 13, 14, 19, 21, 27
Plus 6, 15, 16, 21
Als je deze sommen 'beheerst' ga je het goed doen op de toets