5a.
Een oud huis. -> Het huis is oud.
Een lieve oma. -> De oma is lief.
Een duur mobieltje, -> Het mobieltje is duur.
Een onaardige tandarts. -> De tandarts is onaardig.
Een bronzen medaille. -> De medaille is van brons.
Een glazen plafond. -> Het plafond is van glas.
Een verbrande tosti. -> De tosti is verbrand.