Woensdag 6 oktober

Woordzoeker
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordzoeker

Slide 1 - Tekstslide

Woensdag 6 oktober  2021
08.30 - 08.45 uur Inloop 
Woordzoeker Dieren

12.10- 12.40 uur Pauze (in de lounge ruimte of buiten)
08.45 - 09.20  uur Grammatica

12.40 - 13.30 uur 
KIK , burgerschap
09.20 - 10.10 uur
Lezen hoe doe je dat? Begrijpend lezen.
13.30- 14.20 uur  
DISK TAAK
10.10 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.20 uur 
Woordenschat
Woorden thema "Eten"
11.20 - 12.10 uur 

Gastles over wapens en geweld

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica
Herhalen van de voorzetsels die tijd en/of plaats aangeven

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels die tijd aangeven
  • Over (Over vijf minuten komt de bus.)
  • Om (Om 8.30 uur begint de les.)
  •  Aan (Aan het einde van de les ruimen we onze spullen op.)
  • Sinds (Sinds september ben ik in Nederland.)
  • Tot (Ik kan tot tien tellen.)
  • Na (Na twaalf uur is deze winkel gesloten.)
  • Voor (Voor negen uur ben ik niet wakker.)
  • Onder (Onder schooltijd mag je niet eten en drinken.)

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetsels die richting of plaats aangeven
  • Naar (De trein gaat naar Maastricht.)
  • Aan (Het schilderij hangt aan de muur.)
  • Buiten (Ik woon buiten de stad.)
  • In (De dief zit in de gevangenis.)
  • op (De boeken liggen op de tafel.) 
  • Langs (Ik loop langs de school.)
  • Over (Taher klimt over de muur.)
  • Tot (Ik loop tot het eind van de straat.)
  • Tegen (De fiets staat tegen de muur.)

Slide 5 - Tekstslide

Maak een zin met het voorzetsel plaats of richting

Slide 6 - Tekstslide

Maak een zin met het voorzetsel van tijd

Slide 7 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 8 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Eten.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 9 - Tekstslide

Vet 
  • vette dingen bevatten veel van een stof waar je dik van wordt
  • vet gebruik je ook om iets soepel te laten lopen
  • Zin: De patat is erg vet , ik wordt er misselijk van.
  • Zin: Er moet  vet op mijn fietsketting, dan draait hij beter.

Slide 10 - Tekstslide

de vitamine
  • een stof in eten en drinken die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven
  • vitamines zitten vooral in fruit
  •  Zin: Door veel fruit te eten, krijgen wij genoeg vitamines binnen.

Slide 11 - Tekstslide

weggooien
  • iets verwijderen wat je niet meer wilt hebben 
  • dit noemen ze afval
  • Zin: Wil je dit voor mij weggooien? Ik heb het niet meer nodig.
  • Zin: Je moet eten niet zomaar weggooien, eet het op!

Slide 12 - Tekstslide

het schema
  • een tekening die op een simpele manier laat zien hoe iets werkt, of wat gedaan moet worden 
  • het kan in vorm van een agenda of op papier.
  • Zin: Kun je mij in het schema laten zien wat ik nu moet doen?

Slide 13 - Tekstslide

de spier
  • deel van je lichaam waardoor je je kunt bewegen en waardoor je kracht hebt
  • een mens heeft ongeveer 640 spieren in zijn lichaam
  • Zin: Omdat de jongen heel veel traint, worden de spieren heel sterk.

Slide 14 - Tekstslide

Ik vind vitamines gezond.

Slide 15 - Poll

Welke zin met het woord vet is goed?
A
Vet is heel erg gezond.
B
Vet smeer je op je brood.
C
Deze patat is erg vet, dit is niet lekker.

Slide 16 - Quizvraag

Zoek een foto van weggooien.

Slide 17 - Open vraag

In welke zin is het woord
het schema
goed gebruikt?
A
De schema is op het bord.
B
Het schema is heel duidelijk, ik weet wat ik moet doen.
C
Ik begrijp het schema's niet.

Slide 18 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
de spier

Slide 19 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 20 - Tekstslide

Het .............. is niet goed, het staat allemaal door elkaar.

Slide 21 - Open vraag

Ik eet veel fruit en groente, dus heel veel ........................

Slide 22 - Open vraag

Deze broek pas ik niet meer, ik ga hem .................................

Slide 23 - Open vraag

Mijn fiets doet het niet, er moet wat ............ op de ketting.

Slide 24 - Open vraag

De ............. in mijn arm doet zeer, ik heb heel hard getraind.

Slide 25 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam, zie je jouw naam dan maak je een zin met een van de woorden.

het schema, de spier, vet, de vitamine en weggooien

Slide 26 - Tekstslide

Gastles over wapens en geweld

Slide 27 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 28 - Tekstslide

Lezen: hoe doe je dat?
Begrijpend lezen met elkaar!


Slide 29 - Tekstslide

TAAK
Je gaat een recept schrijven om  een maaltijd maken.

Bedenk een lekkere maaltijd.
Schrijf het recept op voor de maaltijd.
Bedenk hoeveel je van alles nodig hebt.
Voorbeeld:
Neem vier hamburgers.
Doe zout en peper op de hamburgers.
Bak de hamburgers in olie.
Was de aardappels.
Kook water in een grote pan.
Schil de aardappels.
Snijd de aardappels in stukken.
Meng de aardappels met de groente.



Slide 30 - Tekstslide

Bespreek samen de maaltijden
.

Welke maaltijd vind je het lekkerst?
Welke maaltijd vind je het viest?
Welke maaltijd is gezond?
Welke maaltijd is niet zo gezond?

Slide 31 - Tekstslide

Tijd om naar huis te gaan
Tot morgen!

Slide 32 - Tekstslide