Dorpskrant les 7: beeldspraak deel 1


Nederlands - Periode 3 - 

De Dorpskrant - Les 7
Creatief schrijven & Spelling
klas 2
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 15 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Nederlands - Periode 3 - 

De Dorpskrant - Les 7
Creatief schrijven & Spelling
klas 2

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen heb je geleerd ...
... hoe je verwijswoorden schrijft.
... hoe je samenstellingen schrijft.
... hoe je samentrekkingen schrijft.
... hoe je meervoudsvormen schrijft.

Waarom ook alweer? 
In de dorpskrant gebruik je 4 woorden van iedere vorm. 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...
... weet je wat beeldspraak is.
... kun je 3 vormen van beeldspraak herkennen en benoemen:
vergelijking met als, vergelijking zonder als, metafoor

Waarom ook alweer? 
In iedere tekst in de Dorpskrant verwerk je 1 vorm van beeldspraak.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg beeldspraak

Op de volgende slide wordt uitgelegd wat beeldspraak (in het algemeen) is en waarom je beeldspraak zou gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?
Beeldspraak is beeldend oftewel figuurlijk taalgebruik. Wat je met beeldspraak zegt bedoel je dus niet letterlijk. Je maakt een vergelijking. Beeldspraak heeft namelijk altijd met vergelijkingen te maken.

Mijn oma is zo trots als een pauw op mijn prestaties. 
Vergelijking 
Het trots zijn van de oma wordt vergeleken met een pauw (een trots dier).
Figuurlijk 
Oma is niet letterlijk een trotse pauw. Ze is zo ontzettend trots dat ze met een pauw wordt vergeleken. 

Slide 5 - Tekstslide

Waarom beeldspraak?
Met beeldspraak kun je iets extra duidelijk maken, nadruk op iets leggen (extra sterk, krachtig uitdrukken).
Zo trek je de aandacht van je lezer en kun je hem verrassen of verbazen. Het maakt je tekst een stuk interessanter, spannender en aantrekkelijker.

In het voorbeeld van de trotse oma, wordt extra sterk/krachtig uitgedrukt dat ze trots is. Door dit op deze manier te zeggen, wordt je taal een stuk aantrekkelijker. 

Slide 6 - Tekstslide

Beeldspraak: 3 elementen 
Bij een vergelijking kunnen 3 elementen aanwezig zijn:
  • object hetgene dat vergeleken wordt
  • beeld hetgene waarmee het object vergeleken wordt 
  • verbindingswoord woord dat het object en het beeld met elkaar verbindt

Mijn broer is zo sterk als een leeuw.
  • object = mijn broer
  • beeld = een leeuw
  • verbindingswoord = als

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg 3 vormen van beeldspraak

Op de volgende slides worden 3 vormen van beeldspraak uitgelegd.

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking met als
Bij de vergelijking met als zijn alle 3 de elementen aanwezig: object, beeld en verbindingswoord

Lachen als een boer met kiespijn.
  • object lachen
  • beeld een boer met kiespijn
  • verbindingswoord als

Er zijn ook andere verbindingswoorden mogelijk: zoals, net als
Hij doet alsof hij gek is. (object = hij, beeld = gek)
Mijn broertje gedraagt zich net als een baby. (object = mijn broertje, beeld = een baby)

Slide 9 - Tekstslide

Vergelijking zonder als

Bij de vergelijking zonder als zijn 2 elementen aanwezig: object en beeld. Het verbindingswoord wordt weggelaten.

Johan, een angstige wezel, zit bij ons in de klas.
  • object Johan
  • beeld een angstige wezel

Slide 10 - Tekstslide

Metafoor

Bij de metafoor is 1 element aanwezig: het beeld. Object en beeld worden weggelaten. Je kunt wel zelf bedenken wat het weggelaten object is. 

De koning van de wildernis sloop dichterbij.
  • beeld de koning van de wildernis
  • (weggelaten object de leeuw)

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen ...

... met beeldspraak & stijlfiguren.

Kijk en luister goed naar de aflevering van Arjen Lubach.
Noteer de beeldspraak die jij hierin tegenkomt. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Aan de slag!
Op de volgende slides volgt steeds een fragment uit een aflevering van Zondag met Lubach.

Opdracht:
  • Probeer per fragment de beeldspraak te herkennen.
  • Je begint met een aantal meerkeuzevragen. Daarna volgen open vragen.

Gebruik de uitleg in deze les van LessonUp.


Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

'Een broos groeiende economie is als een plantje.'

Dit is een ...
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
metafoor
D
metonymia

Slide 16 - Quizvraag

Toelichting
'Een broos groeiende economie is als een plantje.'

Een broos groeiende economie wordt vergeleken met een plantje.

Een broos groeiende economie = het object (hetgene dat vergeleken wordt)
Een plantje = het beeld (hetgene waarmee het object wordt vergeleken)
Als = verbindingswoord

De vergelijking wordt gemaakt door een vergelijking met als.

Slide 17 - Tekstslide

'…maar de premier kwam met zo'n snoeischaar...'

Dit is een ...
A
vergelijking zonder als
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 18 - Quizvraag

Toelichting

'…maar de premier kwam met zo'n snoeischaar...'

Alleen het beeld (snoeischaar) wordt genoemd. 
Het object wordt weggelaten. Je kunt wel bedenken wat het weggelaten object zou moeten zijn. 

Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

'Beeldspraak is het onverharde landweggetje richting gratis media-aandacht.'

Dit is een ...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking zonder als
D
vergelijking met als

Slide 21 - Quizvraag

'Beeldspraak is het onverharde landweggetje richting gratis media-aandacht.'
Benoem het object en en het beeld.

Slide 22 - Open vraag

0

Slide 23 - Video

Arjen Lubach zegt: 'Roemer werd meteen teruggepakt met een metafoor ...'

Wat is hier de metafoor?

Slide 24 - Open vraag

0

Slide 25 - Video

Lubach zegt: 'Pechtold had er nog een (een metafoor) ...'

Welke metafoor wordt hier vervolgens genoemd?

Slide 26 - Open vraag

0

Slide 27 - Video

Welke metafoor wordt in dit fragment genoemd?

Slide 28 - Open vraag

0

Slide 29 - Video

Wat doet Geert Wilder met de grondwet?

Dit wordt verteld door middel van een metafoor. Welke metafoor is dit?

Slide 30 - Open vraag

0

Slide 31 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 32 - Open vraag

0

Slide 33 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 34 - Open vraag

0

Slide 35 - Video

'Mensen in de bijstand moeten door steeds hogere hoepels heen springen.'
Welke vorm van beeldspraak is dit? Benoem alle elementen

Slide 36 - Open vraag

0

Slide 37 - Video

Welke metafoor gebruikt Wilders in dit fragment?

Slide 38 - Open vraag

0

Slide 39 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 40 - Open vraag

0

Slide 41 - Video

'Megafoons van het ongenoegen'
Dit is een ...
A
metafoor
B
vergelijking zonder als
C
vergelijking met als
D
personificatie

Slide 42 - Quizvraag

0

Slide 43 - Video

'Een wolk van pessimisme'

Dit is een ...
A
personificatie
B
vergelijking met als
C
metonymia
D
metafoor

Slide 44 - Quizvraag

0

Slide 45 - Video

'Kaboutertjes die dit gaan betalen'

Benoem de beeldspraak en de elementen.

Slide 46 - Open vraag

Einde van de les!
You did it!

Volgende les zullen we nog een keer stilstaan bij beeldspraak. 
Je leert dan nog 2 nieuwe vormen van beeldspraak kennen.

Slide 47 - Tekstslide