week 3 - Poëzie begrippen les 1 oefening
1 / 25
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een eindrijm?
A
Aan het einde van het woord rijmen
B
Aan het einde van de zin rijmen
C
Aan het einde van de alinea's rijmen
D
Waar het rijmen stopt.
Slide 3 - Quizvraag
Eindrijm
heug & ..
heug & ..
A
heel
B
terug
C
hoog
D
meug
Slide 4 - Quizvraag
Waar zie je eindrijm?
A
lopen - dromen
B
drink-links
C
dragen-vragen
D
mooi- mens
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van eindrijm?
A
Woorden rijmen binnen zinnen.
B
duizend dingen
C
tjielp - tjielp
D
we leven.
en geven.
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Wat is alliteratie?
A
beginrijm
B
klinkerrijm
C
eindrijm
D
vrije vers
Slide 8 - Quizvraag
Wat is alliteratie
A
eerste letter rijmt
B
de klinker rijmt
C
het woord word herhaald
D
het woord erna is het tegenovergestelde
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van alliteratie?
A
Duizend dingen
B
tjielp-tjielp
C
hol - bol
D
Woorden rijmen binnen zinnen.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een alliteratie
A
de keffende hond
B
de brallende bruut
C
de plakkende prut
D
de stotterende stiefzus
Slide 11 - Quizvraag
Welke is de alliteratie?
A
Ik hoor de bloemen bloeien
B
De vriendelijke vrouwen vervreemdden
C
Rustige roep van de fazant
D
... gleden twee smalle witte eenden
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Wat is assonantie?
A
Herhaling van dezelfde medeklinker
B
Een ander woord voor binnenrijm
C
Een ander woord voor rijmschema
Slide 14 - Quizvraag
Wat is assonantie?
A
alle klinkers in één zin zijn hetzelfde
B
groepen woorden met dezelfde klanken in één regel of meer regels
C
alle klinkers in het hele gedicht zijn hetzelfde
D
groepen woorden met dezelfde medelklinker in één regel of meer regels
Slide 15 - Quizvraag
Waar is sprake van assonantie?
A
Dingen die langer duren
B
maar ook ik ben niet eeuwig
C
als een doodsbed verlaten
D
voor het laatst daalt de avond
Slide 16 - Quizvraag
Waar zie je assonantie?
A
Heerlijk helder Heineken
B
Deze zin is erg lang
C
De groep vogels poept op de stoep
D
De bladeren vallen op de grond
Slide 17 - Quizvraag
Waar zie je GEEN assonantie?
A
De suffe juffrouw puft
B
Daar staat het altaar
C
Jorn klopt op de poort
D
De geweldige gozer groet ons
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Een gedicht heeft meestal een metrum of rijmschema. Wat is een voorbeeld van een rijmschema?
A
1b1b
B
1234
C
DoReMi
D
aabb
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een rijmschema?
A
Een liedje van Abba
B
Een schema met letters op alfabetische volgorde
C
De rijmende woorden aan 't einde van een zin krijgen eenzelfde letter
D
Een boekhoudkundig trucje.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het rijmschema?
A
aabb gepaard rijm
B
abba omarmend rijm
C
abab gekruist rijm
D
abcb gebroken rijm
Slide 22 - Quizvraag
Rijmschema?
A
gepaard rijm (AABB)
B
gekruist rijm (ABAB)
C
omarmend rijm (ABBA)
D
gebroken rijm (ABCB)
Slide 23 - Quizvraag
Rijmschema?
A
gepaard rijm (AABB)
B
gekruist rijm (ABAB)
C
omarmend rijm (ABBA)
D
gebroken rijm (ABCB)
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het
rijmschema?
rijmschema?
A
gepaard (aabb)
B
omarmend (abba)
C
gekruist (abab)
D
gebroken (abcb)
