Wanneer zet je een komma?* Als er in de zin bij hardop lezen een duidelijke pauze te horen is:
* Tussen twee naast elkaar staande werkwoorden die bij een verschillend deel van de zin horen:
*Tussen de delen van een opsomming, maar nooit voor het voegwoord 'en':
*Als iemand aangesproken wordt: voor en na de aanspreking:
Voorbeeld
Hij fietste voorop, 15 km aan een stuk door.
Als ze weer te laat komt, moet ze nablijven.
k heb fruit meegenomen: appels, bananen en mandarijnen
Hoe gaat het met je, Cindy?
Jongen, hoe is het met je?
Wilt u koffie, meneer Bus, of thee?