In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.
Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:
- In welke tijd speelt een verhaal zich af? (Historische tijd.)
- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? (Vertelde tijd.)
- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld? --> is het verhaal chronologisch verteld of niet?
1. geeft extra info over een ander woord in de zin (behalve een zn)
- een werkwoord
-een ander bijwoord
- een bijvoeg. nw
2. Kan een tijd, plaats of reden aangeven (staat zelfstandig)
3. kan een mening / hoedanigheid aangeven
4. Een aantal vraagwoorden is ook een bijwoord
5. De woordjes wel/niet zijn bijwoord
6. Alles wat overblijft in een zin