NN7 - Grammatica §12 Bijwoord - 1VWO

Grammatica
§ 12 Bijwoord

1VWO
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
§ 12 Bijwoord

1VWO

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de volgende zin:
 
Morgen (bwb) / komt / het Scapino Ballet / hier (bwb) / een voorstelling / geven.

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de volgende zin:
 
Morgen (bwb) / komt / het Scapino Ballet / hier (bwb) / een voorstelling / geven.

In deze zin zijn de woorden Morgen en hier bijwoorden. Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dat woord als woordsoort een bijwoord (bw).

Slide 3 - Tekstslide

Zo herken je een bijwoord:

Een bijwoord kan van alles aangeven, bijvoorbeeld:
tijd: eergisteren, indertijd, ooit, overmorgen, laatst, vroeger, tegenwoordig;
plaats/richting: daar, ginds, hier, nergens, overal / daarheen, erlangs, opzij, vooruit;
een reden/oorzaak: daarom, vandaar / hierdoor, daardoor;
een vraag: hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom, wanneer;
(on)zekerheid: ongetwijfeld, vast, wel, misschien, vermoedelijk, zeker;
ontkenning: niet, nooit, nimmer, geenszins.

Slide 4 - Tekstslide

Wat kan een bijwoord aangeven? Noem twee dingen.

Slide 5 - Woordweb

Een bijwoord kan iets zeggen over:
 
een hele zin: Straks / willen / we / ergens / een patatje / gaan eten.
een werkwoord: Die Julian / kan / goed / zingen (zww).
een bijvoeglijk naamwoord: Ik / vind / dit / een uiterst ingewikkelde (bn) situatie.
een ander bijwoord: Die Julian / kan / behoorlijk goed (bw) / zingen.

Slide 6 - Tekstslide

Sommige bijwoorden kun je verwarren met andere woordsoorten.

Een bijwoord lijkt soms op een bijvoeglijk naamwoord, maar dat laatste zegt iets over een zelfstandig naamwoord en een bijwoord niet:
– Krijgen jullie in Maastricht straks een mooi (bn) huis (zn)?
– Vayenne kan volgens mij mooi (bw) tekenen (zww).

Slide 7 - Tekstslide

Delen van scheidbare werkwoorden (aankijken, namaken) zijn geen voorzetsel, maar bijwoord: 
De docent / legt / het lijdend voorwerp / uit

(uit = bw; deel van uitleggen)

Slide 8 - Tekstslide

Volgens de diëtiste is een FLINK deel van haar klanten behoorlijk zwaar.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 9 - Quizvraag

Volgens de diëtiste is een deel van haar klanten BEHOORLIJK zwaar.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 10 - Quizvraag

Volgens de diëtiste is een deel van haar klanten behoorlijk ZWAAR.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 11 - Quizvraag

Het was naar Rome een BEHOORLIJK eind lopen en ik heb er een heel jaar over gedaan.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 12 - Quizvraag

Het was naar Rome een behoorlijk eind lopen en ik heb er een HEEL jaar over gedaan.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 13 - Quizvraag

Oké, het was gisteren FLINK koud, maar je bewering dat het vroor, is erg overdreven.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 14 - Quizvraag

Oké, het was gisteren flink koud, maar je bewering dat het vroor, is ERG overdreven.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 15 - Quizvraag

De recente overstromingen waren voor de ZWAAR getroffen bevolking heel erg.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 16 - Quizvraag

De recente overstromingen waren voor de zwaar getroffen bevolking HEEL erg.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 17 - Quizvraag

Ga nu naar de digitale software van Nieuw Nederlands en kijk wat ik bij de planning heb klaargezet voor je. 

Slide 18 - Tekstslide