H1 Getallen 1.3

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?
Wat is de waarde van 3 in 3160?

Wat is de waarde van 3 in 2370?

Wat is de waarde van 3 in 5638?

Wat is de waarde van 3 in 9213?

Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog?
>        <         =

1.900   ______________ 1.911

21 ______________ 23

350 ______________ 351

Slide 3 - Tekstslide

Deze les leer je:

- Grote getallen afronden
- Het ongeveer teken gebruiken ~
- Een rekenraadsel oplossen

Slide 4 - Tekstslide

1.3 Grote getallen en afronden
In grote getallen staat een punt in. 
Dit omdat het makkelijker te lezen. 




Regel: van rechts naar links zet je na 3 cijfers een nul.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het cijfer 5 waard in het getal 457?
A
5
B
500
C
50

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het cijfer 3 waard in het getal 4.388
A
3
B
300
C
30
D
3.000

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het cijfer 7 waard in het getal 7.899?
A
700
B
70
C
70.000
D
7.000

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het cijfer 4 waard in het getal 6.894
A
400
B
40
C
4

Slide 10 - Quizvraag

Zet de getallen van groot naar klein 
(plek 1 is de hoogste plek en 3 laagste plek)
1
2
3
107.890
8.070.900
9.871

Slide 11 - Sleepvraag

Groot getal afronden
Grote getallen kan je afronden zodat het makkelijker is om mee te rekenen. 
811 is dan ongeveer 800
18.998 is ongeveer 19.000
is ongeveer schrijven we op met dit symbool:



(mensen in wiskunde en rekenen zijn lui dus i.p.v veel schrijven gebruiken ze symbolen)

Slide 12 - Tekstslide

Afronden van getallen:
- Je kunt een getal afronden met de volgende stappen:
1. Kijk naar het getal RECHTS van het cijfer waarop je afrondt.
2. Bedenk of je naar boven of naar beneden moet afronden
(getal kleiner dan 5 = het getal blijft hetzelfde.
getal groter dan 5 = getal + 1)

Slide 13 - Tekstslide

Regels afronden van grote getallen
Afronden op een tiental: je kijkt naar de eenheden.
Afronden op een honderdtal: je kijkt naar de tientallen.
Afronden op een duizendtal: je kijkt naar de honderdtallen

Dan geldt:
0 t/m 4 afronden naar beneden (het cijfer dat je laat staan verandert niet).
5 t/m 9 afronden naar boven (je verhoogt het cijfer dat je laat staan met 1).


Slide 14 - Tekstslide

Getallen afronden

Slide 15 - Tekstslide

Afronden op duizendtallen.
17800 wordt
A
17000
B
17900
C
18000
D
17500

Slide 16 - Quizvraag

Afronden op tientallen

1296
A
1300
B
1295
C
1290

Slide 17 - Quizvraag

Afronden op een duizendtal
12.612
A
12.000
B
12.600
C
13.000
D
12.700

Slide 18 - Quizvraag

Afronden op een honderdtal
121 ≈
A
200
B
100

Slide 19 - Quizvraag

Afronden op een tiental
783 ≈
A
700
B
780
C
790
D
800

Slide 20 - Quizvraag

Afronden op een honderdtal
121 ≈
A
200
B
100
C
120
D
1,2

Slide 21 - Quizvraag

Maken
eindopdracht op blz 26 en 27 

Ben je klaar? roep Amber of mij en we kijken hem samen na

Slide 22 - Tekstslide