Herhalen H3+H4

Herhalen H3+H4
10 minuutjes lezen
Oefenen zinsontleding
Oefenen woordsoorten
Oefenen werkwoordspelling
timer
10:00
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalen H3+H4
10 minuutjes lezen
Oefenen zinsontleding
Oefenen woordsoorten
Oefenen werkwoordspelling
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Literatuurdossier
Laatste les week 14: deadline inleveren literatuurdossier.

Hierna krijg je twee verbeterpunten van meneer Neggers. Je hebt dan nog de meivakantie om je literatuurdossier aan te passen. Hierna krijg je een cijfer.

Slide 2 - Tekstslide

Stappenplan zinstontleding:
  1. Zoek de persoonsvorm (pv)
  2. Zet zinsdeelstrepen
  3. Zoek het onderwerp (ow)
  4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg)
  5. Zoek het lijdend voorwerp (lv)
  6. Zoek het meewerkend voorwerp (mv)
  7. Zoek de bijwoordelijke bepaling (bwb) 

Slide 3 - Tekstslide

Ik     ben     op     vakantie     geweest     naar      Aruba.  


Ik      heb      mijn      klas      getrakteerd      met      mijn 

verjaardag. 

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten

Slide 5 - Tekstslide


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 6 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 7 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (znw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 8 - Quizvraag

Welke bepaalde lidwoorden zijn er?

Slide 9 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 10 - Quizvraag

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn)
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 11 - Open vraag


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 13 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 15 - Open vraag

Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 16 - Sleepvraag


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 17 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
C
Geen lidwoord

Slide 18 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb gisteren drie hoofdstukken in mijn boek gelezen!
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 19 - Quizvraag


Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 20 - Quizvraag


Op zaterdag slaapt mijn broer altijd heel lang uit
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 21 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel te veel gegeten.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 22 - Quizvraag

Werkwoordspelling

Slide 23 - Tekstslide

Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruik je 't ex-fokschaap.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Voor het spellen van het voltooid deelwoord gebruik je 't ex-fokschaap.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd gebruik je 't ex-fokschaap.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag


Jasper (branden) zijn vingers gisteren.
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 27 - Quizvraag


Maar iedereen heeft weleens (falen).
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 28 - Quizvraag

Ook Sanne en Noa hebben (beloven) hun vingers niet meer te (branden).
A
belooft, branden
B
belooft, brandden
C
beloofd, branden
D
beloofd, brandden

Slide 29 - Quizvraag


(Vinden) je deze les ook zo leuk?
A
Vin
B
Vint
C
Vindt
D
Vind

Slide 30 - Quizvraag

Meneer Neggers (vinden) het hopelijk wel wat.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 31 - Quizvraag


Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 32 - Quizvraag


Als Jelte nu eens een beetje (opschuiven), dan kan Bas zijn boeken beter (verspreiden).
A
opschuift, verspreiden
B
opschuifd, verspreidden
C
opschuift, verspreide
D
opschuifd, verspreiden

Slide 33 - Quizvraag

Heeft iedereen zijn naam op Tessa's schoenen (vermelden)?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 34 - Quizvraag

Mevrouw Jonkers (zetten) die van haar er gisteren nog op.
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat

Slide 35 - Quizvraag

Sommige leerlingen (roken) stiekem in het park.
A
rookte
B
rookten
C
rookde
D
rookden

Slide 36 - Quizvraag

Maar ze zijn daarvoor flink (straffen).
A
gestraft
B
gestrafd
C
gestrafft
D
gestraffd

Slide 37 - Quizvraag

En nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 38 - Quizvraag

En anders is het corveeën ook weer zo (gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 39 - Quizvraag

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren).
A
geleerd
B
geleert
C
geleerdt

Slide 40 - Quizvraag

Hij heeft de (vinden) foto's weggelegd.
A
gevonden
B
gevonde
C
gevondden

Slide 41 - Quizvraag

De (vergroten) foto's heb ik ingelijst.
A
vergrote
B
vergroten
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 42 - Quizvraag

De (redden) jongen was heel erg bang geweest.
A
gerede
B
geredden
C
geredde
D
gered

Slide 43 - Quizvraag