G1A zinsdelen vierde les

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Maak een foto met een o, lv en mv.
Je lv is een boek OF een spelletje!
timer
2:00

Slide 3 - Open vraag

Conclusie uit de vorige les
  • Het werkwoord is de baas in de zin
  • Het werkwoord deelt 1, 2 of 3 rollen uit
  • Rol 3 is het meewerkend voorwerp (mv): de ontvanger
  • Het mv herken je soms aan: aan, voor, bij, tegen

Slide 4 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
'De prullenbak' van zinsontleding: de zinsdelen die overblijven als je de andere zinsdelen hebt bepaald.
Stel jezelf dus de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee, waarheen?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Noteer de bwb: Morgen ga ik met dat leuke hondje door de stad wandelen.

Slide 7 - Open vraag

Maak een zin met twee bwb's

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Geef snel de bal [aan mij]!
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 10 - Quizvraag

Barbara heeft haar nieuwe jas vanochtend [aan de kapstok] gehangen
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Iets doen
Iets zijn
De boom lijkt best wel dik
Hij moet wachten op de bus
Ik ben geweldig moe van het feest
Hij blijkt heel erg vervelend te zijn
Kun je lekker zitten op die stoel?
Mijn tante zou me feliciteren met mijn verjaardag
Deze bloem is oranje
Jij kan mooie liedjes zingen
Wil jij misschien de broodjes smeren?

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
1.[Naamwoordelijk deel], zegt iets over het onderwerp



2. Werkwoordelijk deel, een koppelwerkwoord, nodig om het naamwoordelijk deel aan het onderwerp te koppelen

Slide 15 - Tekstslide

Het werkwoordelijk deel van een ng
  • Altijd een koppelwerkwoord!
  • Een koppelwerkwoord koppelt het naamwoordelijk deel aan het onderwerp van de zin, iets zijn

Slide 16 - Tekstslide

Koppelwerkwoord?
ZWoBBeLS!
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
(heten, dunken, voorkomen)

Slide 17 - Tekstslide

Werkwoordelijk deel van NG
Naamwoordelijk deel van NG
Onderwerp
Is
die nieuwe docent
een beetje aardig

Slide 18 - Sleepvraag

Werkwoordelijk deel van NG
Naamwoordelijk deel van NG
Onderwerp
bwb
Waardoor
lijkt
de volle maan
zo groot

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Maak nu zelf een zin met een ng. (gebruik een koppelwerkwoord!)

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Volg het stappenplan. Ontleed deze zin (op papier): Tot aan zijn puberteit bleef hij het meest verwende jongetje in huis.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Conclusie
Iets doen: werkwoordelijk gezegde, wat het onderwerp doet
Iets zijn: naamwoordelijk gezegde, wat het onderwerp is
  • Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een naamwoordelijk en een werkwoordelijk deel.
  • Het werkwoordelijk deel is altijd een koppelwerkwoord: ZWoBBeLS!
  • In een zin met een ng zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide

Welke uitspraak past op dit moment het beste bij jou?
A
Ik begrijp alles
B
Ik begrijp bijna alles
C
Ik moet meer oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig

Slide 30 - Quizvraag

Heb je behoefte aan een extra workshop grammatica zinsdelen?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag