Les 4 - H2.3 Significantie

- SI eenheden
- werken met afronden & machten
- significantie regels bij optellen & aftrekken
- significantie regels bij vermenigvuldigen & delen
- verschil tussen meetwaarden & telwaarden
- werken met de wetenschappelijke notatie
Wetenschappelijke notatie, 
afronden en significantie.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

- SI eenheden
- werken met afronden & machten
- significantie regels bij optellen & aftrekken
- significantie regels bij vermenigvuldigen & delen
- verschil tussen meetwaarden & telwaarden
- werken met de wetenschappelijke notatie
Wetenschappelijke notatie, 
afronden en significantie.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Leerdoelen

  • Uitleg §2.3 / §2.4
  • => Getallen

  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les weet ik...:
  • wat grootheden en eenheden zijn

Na deze les kan ik...:
  • eenheden omrekenen
  • significante cijfers bij het afronden van antwoorden gebruiken
  • telwaarden en meetwaarden onderscheiden

Slide 3 - Tekstslide

Grootheden en Eenheden
  • Grootheid
  •  -> Iets dat je kan meten
  • => Bijvoorbeeld: massa

  • Eenheid
  • -> Waarin je de grootheid meet
  • => Bijvoorbeeld: kilogram

Slide 4 - Tekstslide

SI-eenheden
Basisgrootheden + grondeenheden
Afgeleide eenheden
Een eenheid die is afgeleid van een grondeenheid.
Vb. Bij de grootheid Volume hoort de afgeleide SI-eenheid m3 .
De meter (m) is namelijk de grondeenheid => m3 is daarvan afgeleid (mxmxm).

Slide 5 - Tekstslide

Omrekenen
  • Je moet eenheden kunnen omrekenen

Slide 6 - Tekstslide


Hoeveel meter zit er in een hectometer?
A
10
B
20
C
100
D
200

Slide 7 - Quizvraag

Omrekenen:
240 liter =
A
0,240 m3
B
240 dm3
C
240000 cm3
D
24 m3

Slide 8 - Quizvraag


Omrekenen:
1000 dm3 staat gelijk aan....
A
1L
B
1m3
C
1000cL
D
100L

Slide 9 - Quizvraag


Omrekenen:
4 m2 = .... dm2
A
40
B
400
C
0,4
D
0,04

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de dichtheid van goud?

(zoek op in Binas)
A
19,30gcm3
B
19,30 kg
C
19,30kgm3
D
19,30103kgm3

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de dichtheid van goud,

omgerekend naar kg/L ?
A
1,9 kg per liter
B
19 kg per liter
C
190 kg per liter
D
1900 kg per liter

Slide 12 - Quizvraag

Telwaarde en meetwaarde
Telwaarde = exacte waarde van een aantal

Meetwaarde = getal vanuit een meting, heeft een bepaalde nauwkeurigheid

Slide 13 - Tekstslide

12 pizzapunten
A
telwaarde
B
meetwaarde

Slide 14 - Quizvraag

1,5 km
A
telwaarde
B
meetwaarde

Slide 15 - Quizvraag

dichtheid van zwavelzuur
is 1,02 g/L
A
telwaarde
B
meetwaarde

Slide 16 - Quizvraag

Sleep het juiste begrip naar de beschrijvingen.
Er blijven 5 begrippen over
de massa van een pen
je telt 4 stoelen in een personenwagen
je lengte
je hebt 150 gram meel afgewogen
op tafel liggen 30 reageerbuizen
meetwaarde
meetwaarde
meetwaarde
meetwaarde
meetwaarde
telwaarde
telwaarde
telwaarde
telwaarde
telwaarde

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is waar over het massagetal en atoommassa?
A
alleen atoommassa is telwaarde
B
alleen massagetal is telwaarde
C
beide zijn telwaarde
D
geen van beide zijn telwaarde

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn significante cijfers? 
  • Het aantal significante cijfers geeft aan in hoeverre een meting nauwkeurig is. 

  • Dit is in de natuurkunde en de scheikunde zeer belangrijk, doordat je tijdens een practicum metingen maakt. 

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel significante cijfers?
3,00
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers?
0,0030
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel significante getallen?

0,00023010
A
4
B
8
C
5
D
9

Slide 22 - Quizvraag

Significantie: Afronden van getallen
  • Afronden bij optellen en aftrekken van meetwaarden: 
  • Afronden op het minst aantal decimalen

  • Voorbeeld:
  • 3,1515 + 2,1 = 5,3

  • Ook bij optellen van (relatieve) atoommassa's voor molecuulmassa

Slide 23 - Tekstslide

Significantie: Afronden van getallen
  • Afronden bij vermenigvuldigen en delen van meetwaarden:
  • Afronden op het minste aantal significante cijfers

  • Voorbeeld:
  • 2,0 x 3,1515 = 6,3

  • Houd voor het afronden het getal met het minste aantal significante cijfers aan, die in de opdracht staan.
  • Getal te groot? Gebruik wetenschappelijke notatie.
Significante cijfers
0,0108 g              
0,0092 kg                
9,2 g                     
43,10 dm3 

4000 cm                 
Wetenschappelijke notatie
Wetenschappelijke notatie van getallen:
Een getal moet altijd worden weergegeven als een getal tussen 1 en 10 en een macht van 10.

Voorbeeld: 
15 m3
15 x 103 dm3
1,5.104 dm3

Slide 24 - Tekstslide

Geef het antwoord in juiste aantal significante cijfers:
86,3 + 1,42 - 0,09 =

Slide 25 - Open vraag

Geef het antwoord in juiste aantal significante cijfers:
5502,3 + 24 + 0,01

Slide 26 - Open vraag

Geef het antwoord in juiste aantal significante cijfers:
0,0023 + 0,00054 - 0,00121

Slide 27 - Open vraag

Geef het antwoord in juiste aantal significante cijfers:
0,06 x 2,4 =

Slide 28 - Open vraag

Wetenschappelijke notatie
  • Bij hele grote en kleine getallen gebruiken we de wetenschappelijke notatie:
  • => Een getal tussen 1 en 10
  • => Gevolgd door een macht van 10.

  • Bijv.:
  • 10000 = 1*104
  • Of, in twee significante cijfers: 1,0*104

Slide 29 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie
Voorbeeld: wetenschappelijke notatie


Getal tussen 1 en 10
Gevolgd door 10-macht

Slide 30 - Tekstslide

Waar is sprake van wetenschappelijke notatie?
A
3810
B
30106
C
1510
D
3104

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de wetenschappelijke notatie van:
1480
A
1,480103
B
14,80102
C
0,148104
D
1,48103

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de wetenschappelijke notatie van:
0,0009830
A
9,830104
B
9,83104
C
9,83104
D
9,830104

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de wetenschappelijke notatie van:
0,0000876
A
876105
B
8,76105
C
8,76105
D
876105

Slide 34 - Quizvraag

Sleep de juiste getallen naar de juiste signficantie.
3
2
4
5
0,47
0,0230
106,00
25,4
1,36 x 10-2
0,1519
1,1111 x 102
0,5050

Slide 35 - Sleepvraag


Geef het antwoord in juiste aantal significante cijfers:
2 x 108 / 4,1 x 103 =

Slide 36 - Open vraag


Geef het antwoord in juiste aantal significante cijfers:
9,8 x 10-2 x 1,03 x 105 / (6 x 102)

Slide 37 - Open vraag


Geef het antwoord in juiste significantie:
6,45 x 10-2 x 3,17 /
((25,3 + 1,25) x 1,00 x10-3

Slide 38 - Open vraag

Voorbeelden significantie
Optellen en aftrekken

8,21 + 15,1 = 23,31 op je rekenmachine. Echter, van de 15,1 is maar één cijfer achter de komma nauwkeurig. Het antwoord mag dus ook maar één cijfer achter de komma nauwkeurig -> 23,3.



Vermenigvuldigen en delen

Het volume van een blokje van 1,2 cm bij 2,34 cm bij 0,8 cm is 2,2464 cm³. 
De 0,8 cm is de laagste met 1 significantie, dus het antwoord moet ook 1 significant --> V = 2 cm³.

N.B.: 5,00 x 0,20 = 5,2 op je rekenmachine.
Beide waardes hebben 2 cijfers achter de komma nauwkeurig.
Je rekenmachine geeft echter 5,2 aan, dat LIJKT dus maar één cijfer decimaal nauwkeurig.
De juiste weergave van dit antwoord is dan 5,20.
Je moet soms dus zelf een 0 toevoegen!

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag 

  • Doorlezen §2.3 + §2.4

  • Maken:
          §2.3 => opdr. 30, 39
          §2.4 => opdr. 40, 41

         §2.4 => opdr. 42, 43, 48, 49, 52



  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur / muziek

  • Vraag? Steek je vinger op
  • Klaar? => Géén huiswerk

Slide 40 - Tekstslide