betoog later

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Lesdoelen
1. Je kunt vertellen wat een betogende tekst is
2. Je kunt vertellen wat een argument is
3. Je kent het verschil tussen een feit en een mening

Slide 2 - Tekstslide

§3.2 Lezen

Betoog
3.2 Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een betoog?

Slide 4 - Woordweb

Een betoog =
Iemand die zijn mening geeft en deze verdedigt met argumenten.
Betogen betekent 'met bewijzen aantonen'.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Wat is een argument?

Slide 7 - Woordweb

tegenargument
De schrijver benoemt eerst een argument tegen de mening. Hij probeert het argument tegen de mening te weerleggen.

Slide 8 - Tekstslide

Opiniestuk krant

Slide 9 - Tekstslide



Mondeling 
betoog

Slide 10 - Tekstslide






Ingezonden 
brief

Slide 11 - Tekstslide

Tekstopbouw betoog
Driedeling = inleiding + kern + slot

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdgedachte betoog 
De hoofdgedachte van een betogende tekst bestaat uit de mening van de schrijver, meestal gevolgd door zijn belangrijkste argument.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

betoog = argumenteren

- standpunt
- argument(en)
- tegenargument
- weerlegging

Slide 15 - Tekstslide




Wat 
heb
je 
geleerd?

Slide 16 - Tekstslide

Wat vind je in de inleiding van een
betogende tekst?

Slide 17 - Open vraag

Wat vind je in de kern van een
betogende tekst?

Slide 18 - Open vraag

Functie slot van een
betogende tekst?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Stelling/mening
Argument
Tegenargument
Weerlegging
Alcoholverkoop mag niet meer in gewone winkels.
Alcohol is verslavend.
Alcohol doodt hersencellen.
Supermarkten controleren nu slecht op leeftijd.
De meeste mensen kunnen heel verantwoordelijk met alcohol omgaan.
Maar het blijft een feit dat alcoholmisbruik voor enorm veel kosten zorgt.

Slide 22 - Sleepvraag

Beste A2b'ers,
Hopelijk gaat het goed met jullie! Het is maar een bijzondere situatie. Via LessonUp ga ik jullie aangeven wat er van jullie verwacht wordt per les. Als je ergens tegenaan loopt of vragen hebt, laat het me dan vooral weten.
Met vriendelijke groet,

Mw. Jansma

Slide 23 - Tekstslide

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen of wat je lastig vindt bij begrijpend lezen.

Slide 24 - Open vraag

opbouw betoog
  • inleiding: mening over onderwerp
  • kern: argumenten->mening
  • slot: conclusie of samenvatting


Slide 25 - Tekstslide

soorten argumenten
  • objectieve argumenten-> feiten, gegevens uit onderzoek


  • subjectieve argumenten-> mening, vermoeden, voorspelling



Slide 26 - Tekstslide

tegenargument
De schrijver benoemt eerst een argument tegen de mening. Hij probeert het argument tegen de mening te weerleggen.

Slide 27 - Tekstslide

Een feit is iets wat waar is of wat niet waar is. Of het feit waar of onwaar is, kun je controleren.

Een mening is wat iemand vindt van iets. Met een mening kun je het eens zijn of oneens.
Een mening kun je onderbouwen met argumenten.

Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt. In een tekst vind je argumenten door te zoeken naar signaalwoorden, zoals want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak argumenten die een bepaalde mening onderbouwen.

Sommige teksten zijn bedoeld om alleen feiten weer te geven. Je moet erop kunnen vertrouwen, dat het waar is wat er staat. Als er meningen of verzonnen dingen in staan, heb je er niets meer aan.

Een voorbeeld van zo'n tekst is de bijsluiter bij een geneesmiddel. Stel je voor dat daar zoiets zou staan als: "Naar onze mening is het niet gezond om meer dan drie dagen achter elkaar paracetamol te slikken. Maar misschien krijgt u er geen last van."

Andere teksten zijn juist waardeloos als er geen meningen in staan.
Stel je voor: een filmrecensie waar alleen het verhaaltje wordt verteld en de namen van de acteurs, en de laatste zin luidt: "Of deze film de moeite waard is, moet u zelf maar bepalen. Wij weten niet wat we ervan moeten vinden." Daar word je niet veel wijzer van!

Slide 28 - Tekstslide

Welke zin bevat een controleerbaar feit?
A
Als je melk lang genoeg schudt, krijg je boter
B
Op forums op internet lees je voornamelijk flauwekul en scheldpartijen
C
Hij draagt elke dag een lelijk wit T-shirt met blauwe strepen
D
Hij is niet te vertrouwen, dat is nu eenmaal mijn mening

Slide 29 - Quizvraag

Welke zin bevat een argument?
A
Klassieke muziek is saai, dat vinden mijn ouders ook.
B
Ik ga liever naar Spanje, want ik houd van dat land.
C
Franse popmuziek kan in niet verstaan, daarom luister ik er niet naar.
D
Ikblijf liever in Nederland, ik heb een hekel aan verre reizen.

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Feit of mening?

1. Sporten is gezond.
2. Als op school de bel gaat, is de les begonnen of afgelopen.
3. Als je te laat bent, moet je je melden.
4. Ik vind het raar om leraren met 'u' aan te spreken.
5. Om je school af te maken, moet je hard werken.
6. Als je niet kunt leren, kun je toch een leuke baan krijgen

Slide 32 - Tekstslide

Wat is een argument volgens de encyclopedie?
Argument
Wat aangevoerd wordt om een stelling te bewijzen of te ontkrachten. Etymologie (lat) Arguere = bewijzen, betogen

Slide 33 - Tekstslide