4.2 klassikaal

Tijdvak 4: Tijd van steden en staten.

1000-1500

4.2 Staten ontstaan
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 4: Tijd van steden en staten.

1000-1500

4.2 Staten ontstaan

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van steden en staten
1000-1500

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor he therleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.
17. De expansie van de christelijke wered naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Ken je ze nog?!
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten - welk woord weg
13. De ................?.................... die de basis legde voor het herleven van ...............?................

Ken je ze nog?!

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

Ken je ze nog?!

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten - welk woord weg
13. De ................?.................... die de basis legde voor het herleven van ...............?................
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de...................?............................

Ken je ze nog?!

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

Ken je ze nog?!

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten - welk woord weg
13. De ................?.................... die de basis legde voor het herleven van ...............?................
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de...................?............................
15. Het begin van ............?................

Ken je ze nog?!

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.

Ken je ze nog?!

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten - welk woord weg
13. De ................?.................... die de basis legde voor het herleven van ...............?................
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de...................?............................
15. Het begin van ............?................
16. Het ................?................ over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht 
Ken je ze nog?!

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.

Ken je ze nog?!

Slide 11 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten - welk woord weg
13. De ................?.................... die de basis legde voor het herleven van ...............?................
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de...................?............................
15. Het begin van ............?................
16. Het ................?................ over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht ............?.................
17. De ................?..................... naar buiten toe, onder andere in .............?...................
Ken je ze nog?!

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.
17. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Ken je ze nog?!

Slide 13 - Tekstslide

nabespreken
4.1 opdr 9

Slide 14 - Tekstslide

9a. Stel, je doet historisch onderzoek.  Je onderzoeksvraag is : 
‘Hoe en waardoor kregen de mensen in de Tijd van steden en staten steeds meer vrijheid?’

Gebruik bron 9. Beredeneer voor bron of die bron bruikbaar is voor het beantwoorden van de 
onderzoeksvraag.
Conrad, hertog van Zwaben, stichtte de marktplaats Freiburg (Duitsland):

‘Het dient aan iedereen, nu en in de toekomst, bekend te zijn dat ik de kooplieden uit de omgeving heb samengeroepen.

Ik heb een markt opgericht en aan die markt iedere koopman een stuk grond gegeven om er een huis te bouwen. Voor dat stuk grond moet de eigenaar elk jaar grondbelasting betalen.

Ik garandeer ieder die naar de markt komt bescherming en veiligheid. Als iemand op de markt beroofd wordt, dan krijgt hij schadevergoeding.

Als een van mijn burgers sterft, zullen zijn vrouw en zijn kinderen alles erven wat hij bezit.

De kooplieden van de marktplaats hoeven geen tol te betalen.

De burgers van de stad mogen hun eigen priester.’

Uit: Stichtingsacte Freiburg (1120).
antwoord:
Bij bruikbaarheid moet de bron een antwoord of een deelantwoord op de vraag geven. In bron 9 worden vele vrijheden gegeven: eigen stuk grond, veiligheid, vrouw en kinderen erven de grond of bezit, geen tol hoeven betalen, eigen voogd of priester kiezen. 

Slide 15 - Tekstslide

9a. Stel, je doet historisch onderzoek. Je onderzoeksvraag is: 
‘Hoe en waardoor kregen de mensen in de Tijd van steden en staten steeds meer vrijheid?’


Gebruik bron 11.

Beredeneer voor bron
of die bron bruikbaar
is voor het 
beantwoorden van de 
onderzoeksvraag.
1. De burgers van Gent moeten de graaf trouw zijn zolang hij hen volgens recht en rede behandelt.

2. De stad krijgt dertien schepenen die in rechtszaken vonnissen.

3. De Gentenaren hoeven voor hun vorst aan geen enkele militaire tocht deel te nemen, behalve op zee.

4. De burgers van Gent mogen hun stad versterken door middel van muren, grachten en op alle andere manieren.’

Uit: Stadsprivilege van Gent (1191).
antwoord:
In bron 11 krijgen de Gentenaren het recht om door eigen burgers te worden berecht en hun stad te versterken met muren en grachten.

Slide 16 - Tekstslide

9a. Stel, je doet historisch onderzoek. Je onderzoeksvraag is : 
‘Hoe en waardoor kregen de mensen in de Tijd van steden en staten steeds meer vrijheid?’

Gebruik bron 12. Beredeneer voor bron of die bron bruikbaar is voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag.
Stadsbestuurders lezen mededelingen voor vanaf het bordes van het stadhuis. Miniatuur uit de vijftiende eeuw
antwoord:
In bron 12 is niet duidelijk welke vrijheden worden uitgesproken. Het is zelfs niet duidelijk of het over vrijheden gaat, maar duidelijk is wel dat de burgers hier zelf spreken, en niet de graaf. Bron 9, 11 en 12 zijn bruikbaar

Slide 17 - Tekstslide

4.2 Staten ontstaan


steden en staten
1000 - 1500 

Slide 18 - Tekstslide

4.2 Staten ontstaan
leerdoelen:
1. Je kunt uitleggen hoe de staatsvorming van Frankrijk plaatsvond en welke rol steden hierbij speelden.
2, Je begrijpt waarom de groei van de steden gevolgen had voor de verhoudingen tussen koningen, edelen en burgers.
3, Je kunt beschrijven hoe door de opkomst van staten de macht van de adel en het belang van het feodale stelsel afnam.
4. Je kunt uitleggen waarom standen en steden streefden naar particularisatie en waarom de koning streefde naar centralisatie.
5. Je kunt uitleggen waarom de staatsvorming van Bourgondië mislukte.
KA
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.

Slide 19 - Tekstslide

eerst wat herhaling...

Slide 20 - Tekstslide


Hiernaast staat het ............... ?
A
Hofstelsel
B
Leenstelsel

Slide 21 - Quizvraag

Het leenstelsel is een ... systeem
A
politiek
B
juridisch
C
economisch
D
sociaal

Slide 22 - Quizvraag

Leenstelsel is hetzelfde als hofstelsel.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Hofstelsel of leenstelsel?
Als er oorlog is moeten de vazallen de keizer helpen
Het leenstelsel hebben we in een eerdere les al besproken.
A
Hofstelsel
B
Leenstelsel

Slide 24 - Quizvraag

Hofstelsel of leenstelsel?
Op het domein van de leenman werken horige boeren
A
Hofstelsel
B
Leenstelsel

Slide 25 - Quizvraag

Leg uit welk gevolg het leenstelsel had op de macht van de koning

Slide 26 - Open vraag

Staatsvorming
Met de groei van de steden verliezen de leenheren (graven, hertogen ed.) steeds meer macht. (het leverde wel geld op;). Leenheren begonnen zich ook steeds onafhankelijker van hun koning te gedragen. (vb Willem de Veroveraar 1066 in Engeland).

Het feodale stelsel (leenstelsel) wordt vooral bij steden en koningen minder populair. Koningen wilden centralisatie van hun macht en steden wilden meer privileges. (belasting bepalen, eigen rechtspraak etc.) 

Door steun aan de steden te geven, vergroten de koningen hun macht en verloor de adel die macht. (vb Filips II van Frankrijk +/- 1190.)
het streven van een vorst naar een aaneengesloten grondgebied met een goed functionerend bestuur.
aantekening

Slide 27 - Tekstslide

Staatsvorming
Filips II was aan het einde van 12e eeuw druk bezig met de staatsvorming van Frankrijk. Als een leenman overleed, dan leende hij het land niet meer uit. Hierdoor meer inkomsten voor hem.

Filips II kreeg bij zijn huwelijk Zuid- Vlaanderen als bruidsschat. In Noord- Vlaanderen maakte hij een familielid tot graaf.

Filips II versterkte de band met de rijke Vlaamse steden door ze stadsrechten te geven. In ruil daarvoor kreeg hij meer belastingen en werden de steden trouwe volgelingen van hem omdat hij stadsrechten had gegeven.
het streven van een vorst naar een aaneengesloten grondgebied met een goed functionerend bestuur.
Huwelijkspolitiek - vaak worden familieleden uitgehuwelijkt om de macht van de familie te behouden of liever nog te vergroten. 
aantekening

Slide 28 - Tekstslide

Staatvorming van Frankrijk 

Slide 29 - Tekstslide

De Honderdjarige Oorlog
In de 13e eeuw probeerden koningen om de macht van de edelen te verkleinen. Maar.....

.....Edelen begonnen oorlogen om te voorkomen dat de koning meer macht kreeg!

Engeland was de vijand van Frankrijk, de Engelse koning bezat grote gebieden in Frankrijk. Toen de Franse koning kinderloos stierf, brak er een strijd uit om de macht; Engelse koning vond dat hij recht had op de Franse troon.

Gevolg: 100-jarige Oorlog (1337-1453) (Eigenlijk een heleboel kleine oorlogen met dezelfde inzet, wie is de baas in Frankrijk?)
aantekening

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Hoe noem je het streven van een koning om vanuit één hoofdstad zijn rijk te besturen?
A
Centralisatie
B
Uniformering
C
Gewesten
D
Staatsvorming

Slide 32 - Quizvraag

Welk begrip past bij: "privileges afschaffen en overal dezelfde wetten invoeren".
A
Centralisatie
B
Staten-Generaal
C
Stadsrechten
D
Uniformering

Slide 33 - Quizvraag

De Honderdjarige Oorlog

  • De Franse bevolking heeft het zwaar en de Franse koning verliest veel macht
  • Maar Jeanne d'Arc zorgde voor een verandering. Zij hoorde stemmen van God en krijgt een rol in de legerleiding. 
  • Olv Jeanne d'Arc wonnen de Fransen weer veldslagen

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Een nieuw Frankrijk
Uiteindelijk wint Frankrijk. De oorlog kostte een vermogen, hierdoor moest de Franse koning een nieuw belastingstelsel opzetten. 

Het belastingstelsel werd bedacht door ambtenaren. 

Ambtenaren (burgers met een opleiding) bedenken belastingen en wetten die gelden voor heel Frankrijk
.

Centralisatie: vorsten willen hun land regeren vanuit een centraal punt
.

Uniformering: vorsten willen dat in het gehele land dezelfde wetten en regels gelden.
aantekening
(Engeland was  juist erg rijk van geworden door allerlei plunderingen.)

Slide 36 - Tekstslide

Nog een ander voorbeeldje van zo'n hebberige hertog:

Filips de Stoute



Zoon nummer zoveel van de Franse koning

Slide 37 - Tekstslide

Hertogdom Bourgondië

Slide 38 - Tekstslide

Hertogdom Bourgondië

Tijdens de 100 jarige-oorlog steunt de hertog van Bourgondië de Engelsen.

Door huwelijkspolitiek en oorlogen vergroten de hertogen van Bourgondië hun rijk, willen ook een steeds groter en machtiger rijk. .

Maar de adel en de gewesten in het Bourgondische Rijk zijn daar niet gelukkig mee.

De adel weigert oorlogen te voeren waar ze zelf geen voordeel aan hebben
aantekening

Slide 39 - Tekstslide

Hertogdom Bourgondië
Omdat de adel geen legers levert, is de hertog van Bourgondië is voortaan gedwongen om huurlegers samen te stellen.

Voordeel: niet meer afhankelijk van adel voor oorlogsvoering

Nadeel: hogere belastingen voor bevolking en grote druk op steden om meer geld uit te lenen

Gevolg: nog meer verzet tegen de Bourgondische hertog
aantekening

Slide 40 - Tekstslide

Hertogdom Bourgondië
Hertog Karel de Stoute (=dappere), achterkleinzoon van Filips de Stoute, wil centraliseren / uniformeren:
- Centrale raad: Parlement van Mechelen: maakt wetten en spreekt recht

De raad negeert de privileges van de steden. Het verzet (particularisatie) tegen de hertog groeit.

Als Karel de Stoute sterft in 1477, komt er veel oproer in de steden, nu kon men van de machthebbers afkomen.


aantekening

Slide 41 - Tekstslide

Karel de Stoute
Karel gesneuveld....

Slide 42 - Tekstslide

Bourgondië, mislukte staatsvorming

Karels opvolgster, Maria van Bourgondië, maakt een deel van de centralisatiemaatregelen ongedaan om te rust te herstellen
.

Maria van Bourgondië trouwde met Maximiliaan van Oostenrijk. Bourgondië wordt deel van het Habsburgse rijk
.

De staatsvorming van Bourgondië was mislukt.  
aantekening
Waarom is dat hertogdom Bourgondië nou zo interessant? 

Slide 43 - Tekstslide

Maria van Bourgondië
Maximiliaan van Oostenrijk

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Welke vergadering hield Karel de Stoute als hij de belasting wilde verhogen?
A
Parlement van Mechelen
B
Privileges
C
Gewestelijke Staten
D
De Grote Raad

Slide 46 - Quizvraag

Bij welk rijk komen de Nederlanden te horen na de Bourgondiërs?
A
Het Frankische Rijk
B
Het Vlaanderse Rijk
C
Het Habsburgse Rijk
D
Het Karolingische Rijk

Slide 47 - Quizvraag

aan de slag



Mk opdr 2 t/m 5 en 8


Slide 48 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.
17. De expansie van de christelijke wered naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Ken je ze nog?!

Slide 49 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 50 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 51 - Open vraag

huiswerk



Mk opdr 2 t/m 5 en 8 van par 4.2

Doe ook de zelftest van 4.2


Slide 52 - Tekstslide