14.3 vervuiling

14.3 vervuiling
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

14.3 vervuiling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen (n)
  • Je kunt benoemen op welke manieren afval wordt verwerkt.
  • Je kunt beschrijven in welke stappen afvalwater gereinigd wordt.
  • Je kunt beschrijven hoe luchtvervuiling ontstaat en wat de gevolgen daarvan zijn.
  • Je kunt uitleggen waardoor koolstofdioxide in de lucht komt.
  • Je kunt uitleggen wat de gevolgen zijn van te veel koolstofdioxide in de lucht.
  • Je kunt uitleggen dat het ene soort organisme gevoeliger is voor vervuiling dan het andere.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al over recycling?

Slide 3 - Open vraag

Wat gebeurt er met jouw afval? (a)
1. Nuttige toepassing
Afval zoals papier en plastic wordt als grondstof voor nieuwe producten gebruikt (recycling) en groente-, fruit- en tuinafval (gft) wordt verwerkt tot compost (mest voor de tuin). Spullen zoals meubels en kleding gebruiken we opnieuw. Dat heet hergebruik

2. Verbranden
Afval dat --> niet gerecycled of hergebruikt wordt, heet restafval. Dit restafval komt in vuilverbrandingsinstallaties --> daarin halen grote magneten metalen uit het afval --> die metalen worden gerecycled en de rest van het afval wordt verbrand.






Slide 4 - Tekstslide

Wat gebeurt er met jouw afval? (m)
3. Storten
Nog maar een klein deel van ons afval wordt gestort op de vuilnisbelt. De vuilnisbelt is aan de onderkant afgedekt zodat er geen giftige stoffen naar het grondwater kunnen lekken. 

Huishoudelijk afval = afval geproduceerd door huishoudens --> het grootste deel van dat afval bevat nog grondstoffen die we opnieuw kunnen gebruiken.

Zwerfafval = afval dat op straat of in de natuur terechtkomt.


Slide 5 - Tekstslide

Hoe wordt afvalwater weer schoon? (n) 
Rioolwaterzuiveringsinstallatie = installatie bestaande uit allerlei bakken waar afvalwater uit ons riool wordt gezuiverd.

Bij mechanische reiniging: Daar wordt eerst grofvuil verwijderd (zoals papier, plastic en hout). Daarna gaat het water naar opvangtank waar het zand naar de bodem zakt. In een bezinkingstank wordt het fijne zand eruit gehaald. Dit fijne zand gaat een apart traject in.


Slide 6 - Tekstslide

Hoe wordt afvalwater weer schoon? (ji)
Biologische reiniging is zuivering met behulp van bacteriën. In grote bacteriekweektanks zitten allerlei soorten bacteriën die het afval omzetten in koolstofdioxide en mineralen. --> om de omstandigheden voor de bacteriën optimaal te maken wordt het water geroerd en wordt er lucht ingeblazen. 

Dit afval water gaat naar een volgende bak waar zoveel mogelijk mineralen worden verwijderd --> vaak gebeurt dit ook door bacteriën. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe wordt afvalwater weer schoon? (i)
Na nog een keer bezinken is het water nu schoon genoeg om in oppervlaktewater te lozen --> dat is water in rivieren, zeeën, kanalen, sloten, meren & beken. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van (m) luchtvervuiling?
Mensen gebruiken fossiele brandstoffen ( Aardolie, aardgas en steenkool). Bij de verbranding van deze brandstoffen komen afval gassen vrij:
•Koolstofdioxide
•Zwaveldioxide
•Stikstofdioxiden

⮚Als deze stoffen vrijkomen noem je dat uitstoot. Bij de uitstoot van stikstof en zwavel ontstaat luchtvervuiling.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van (a) luchtvervuiling?
Fijnstof in de lucht
Fijnstof bestaat uit kleine deeltjes zoals stof en roet. Als fijnstof in je longen terecht komt kan dit ziektes veroorzaken, vooral mensen met astma of bronchitis zijn kwetsbaar voor deze ziektes.

Smog
Op zonnige , windstille dagen kan er smogontstaan. Dan blijven er fijn stoffen en afvalgassen op dezelfde plaats hangen en ontstaat er een vieze mist van gassen en stofdeeltjes. Smog is erg ongezond en kan leiden tot problemen in de luchtwegen en het kan ook leiden tot benauwdheid of hoofdpijn.

Verzuring
.In de lucht reageren zwaveldioxide en stikstofoxide met water tot zwavelzuur en salpeterzuur. Dit zorgt voor zure neerslag, al dat zuur komt in de bodem terecht. Het zuur wordt geneutraliseerd door kalk en humus, als er onvoldoende kalk of humus aanwezig is verzuurd de grond. Als de grond verzuurd noem je dat verzuring.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van (m) luchtvervuiling?
 Verzuring van de bodem heeft 2 gevolgen:

•Door het zuur --> lossen mineralen op en spoelen ze uit naar het grondwater waar ze voor plantenwortels niet bereikbaar zijn.

•Door het zuur --> komen giftige stoffen in de grond vrij, zoals lood en aluminium. Vooral aluminium is slecht voor planten want het beschadigt de wortelharen waardoor de plant dood gaat.

Slide 11 - Tekstslide

Waardoor is veel koolstofdioxide een probleem? (n)
Koolstofkringloop = het rondgaan van het koolstofdeeltje C in een kringloop.

Bij natuurlijke koolstofkringloop:
Maken planten uit CO2 en water de energierijke stof glucose. Dieren en mensen eten planten en krijgen de glucose binnen. Ze verbranden vervolgens de glucose om energie te krijgen. Daarbij komt CO2 vrij (wanneer je moet uitademen). Planten nemen het CO2 uit de lucht weer op. 




Slide 12 - Tekstslide

Waardoor is veel koolstofdioxide een probleem? (ji)
In de laatste eeuw verbranden mensen in korte tijd heel veel fossiele brandstoffen (fossiele brandstoffen zijn ontstaan uit resten van planten en dieren die 300 miljoen jaar geleden leefden). 

Laag na laag natuurlijk afval kwam op elkaar te liggen --> na miljoenen jaren ontstond door grote druk van al die lagen steenkool, aardolie & aardgas. 

Slide 13 - Tekstslide

Waardoor is veel koolstofdioxide een probleem? (i)
Steeds meer mensen op aarde gebruiken energie en verbranden dus steeds meer fossiele brandstoffen met koolstof --> daardoor komt in korte tijd veel CO2 in de lucht, meer CO2 dan de planten kunnen opnemen.

De koolstofkringloop is daardoor verstoord en er komt zo steeds meer CO2 in de atmosfeer. Dit noem je de verstoorde koolstofkringloop.

Slide 14 - Tekstslide

Waardoor is veel koolstofdioxide een probleem? (a)
Natuurlijke broeikaseffect = het warm blijven van de aarde door het vasthouden van warmtestraling --> door onder ander koolstofdioxide in de atmosfeer.

Versterkte broeikaseffect = er komt steeds meer koolstofdioxide in de lucht. Hierdoor wordt de warmte steeds beter vastgehouden waardoor het steeds warmer wordt op aarde.

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg van het (versterkt) broeikaseffect

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel vervuiling verdragen organismen? (m)
•Organismen leven op een plek die voor hen gunstig is om in te overleven: hun habitat. De temperatuur, hoeveelheid licht en vocht zijn abiotische factoren.

•Door de vervuiling of opwarming van de aarde veranderen deze abiotische factoren, of organismen dit overleven is afhankelijk van hun tolerantiegrenzen. Dit zijn de minimum en de maximum grens van een abiotische factor. Deze grenzen bakenen een gebied af: het tolerantiegebied. Hierin kan het organisme overleven. 

•Veranderen de abiotische factoren in een leefgebied door vervuiling of opwarming, dan kan het volgende gebeuren:
⮚Een soort kan er tegen omdat hij een groot tolerantiegebied heeft.
⮚Een soort heeft een smal tolerantiegebied en sterft uit
⮚Een soort past zich aan/ creëert aanpassingen om het te overleven.
⮚Er komen nieuwe soorten in het gebied die er juist wel goed er tegen kunnen

Slide 17 - Tekstslide

Waar staat gft voor?
A
Grond- , fruit- en tuinafval
B
Groente-, fruit- en textielafval
C
Groente- fruit- en tuinafval
D
Grond-, fruit- en textielafval

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de betekenis van restafval?
A
Afval dat niet gerecycled of hergebruikt wordt
B
Afval dat op straat of in de natuur terechtkomt
C
Mest voor de tuin, gemaakt van gft-afval
D
Afval geproduceerd door huishoudens

Slide 19 - Quizvraag

Welke afvalgassen komen vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen?
A
Koolstofdioxide, zwaveldioxide en ammoniak
B
Koolstofmonoxide, zwaveldioxide en stikstofoxiden
C
Koolstofmonoxide, zwaveldioxide en ammoniak
D
Koolstofdioxide, zwaveldioxide en stikstofoxiden

Slide 20 - Quizvraag

Huiswerk maken
Havo: 2 t/m 6, 8 en vraag 10 t/m 14 

Vwo: 2 t/m 6, 7, 8 , 10, 12 t/m 16 en vraag 18

Slide 21 - Tekstslide