wk 45: les 3 - leesvaardigheid extra

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vrijdag 11 november - 2AT1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: leesvaardigheid signaalwoorden
  • Aan de slag!


--> Heeft iedereen titel + schrijver leesboek doorgegeven?










timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les heb je geleerd...
...wat verwijswoorden zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Deze les ga je...
...verder oefenen met wat je bij leesvaardigheid hebt geleerd de afgelopen lessen.

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden
Pak pen en papier
Noteer in 1 minuut zoveel mogelijk signaalwoorden
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Ga naar Classroom
  • Download de tekst
  • Lees de tekst 'Topsporter is per definitie slim'
  • Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 6 - Tekstslide

1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?
A
Hij trekt een conclusie.
B
De schrijver stelt een vraag.
C
De schrijver kondigt het onderwerp van de tekst aan.
D
De schrijver nuanceert zijn uitspraak.

Slide 7 - Quizvraag

2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op.
a Dat (r. 17)
b Dat (r. 37)
c Die(r.43)
d Dat(r.62)

Slide 8 - Open vraag

3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband een reden.
Schrijf dat signaalwoord op.

Slide 9 - Open vraag

4. a. Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3?
Leg je antwoord uit.
b Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.

Slide 10 - Open vraag

5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'.
Welk verband geeft dit signaalwoord aan?

Slide 11 - Open vraag

6. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Licht je antwoord kort toe.

Slide 12 - Open vraag

7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.

Slide 13 - Open vraag

8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:
A
brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
B
geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
C
beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.

Slide 14 - Quizvraag

9. a Is tekst4 objectief of subjectief?
b Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag

We mogen over anderhalve week weer op vakantie naar twaalf landen, zei premier Rutte gisteren op een persconferentie. Maar is je reisverzekering dan geldig?

a Welke signaalwoord zie je hier?
b. Welk verband hoort daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 16 - Open vraag

De gemeente Amsterdam loopt veel inkomsten mis, zoals toerisme- en parkeerbelastingen. Daarnaast vallen dividenden van bedrijven waar Amsterdam in belegt, zoals Schiphol, lager uit.

a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welke verbanden horen daar bij?

Slide 17 - Open vraag

De komende tijd houdt de rechtbank zittingen in het provinciehuis. Ook worden er avondzittingen gehouden. De provincie Flevoland stelt de rechtbank in de gelegenheid om gebruik te maken van twee raadszalen. Zo probeert de provincie om zoveel mogelijk zittingen door te laten gaan
a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welk verbanden horen daar bij?

Slide 18 - Open vraag