Toetsweek voorbereiding Leesvaardigheid: wk 23

Dinsdag 2 juni - V2b (groep 1)
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 2 juni - V2b (groep 1)

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...geoefend met kijk- en luistervaardigheid.
...en daarmee ook geoefend voor leesvaardigheid.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag ga je...
...nog meer oefenen met leesvaardigheid (m.n. signaalwoorden en verbanden).

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling belangrijke begrippen leesvaardigheid    jaar 1 en jaar 2
Jaar 1:
  • Onderwerp, deelonderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Kernzin
  • Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
  • Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
  • Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
  • 4 manieren om een tekst in te leiden
  • 3 manieren om een tekst af te sluiten
  • Objectief, subjectief
  • Mening, argument

  • Verwijswoorden
  • Leesstrategieën
  • 3 soorten publiek
  • Hoofd- en bijzaken
  • Mening, argument, tegenargument

Jaar 2:
  • Signaalwoorden
  • Zins- en alineaverbanden
  • Verbindingsmanieren tussen      alinea's

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Noteerwijze
‘Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groot publiek.’

Welk verband geeft het signaalwoord ‘dus’ hier aan? 
Noteer de delen van dit verband.

Uitspraak-conclusie
 
Uitspraak: Ruimtetoerisme wordt in de toekomst steeds betaalbaarder
Conclusie: Ruimtetoerisme wordt toegankelijker voor een groot publiek. 

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?

b. Noteer de delen van het verband.


c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.


c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.
uitspraak: Kledingwinkels zijn het hardst getroffen.
opsomming: Winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken.

c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.
uitspraak: Kledingwinkels zijn het hardst getroffen.
opsomming: Winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken.
c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?
Door middel van een signaalwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De meeste middelbare scholieren in Nederland gaan vanaf dinsdag weer één dag per week naar school. Dat blijkt uit een enquête van de VO-raad onder ruim 400 schoolleiders. Op de andere dagen volgen leerlingen onderwijs vanuit huis. Zo streamt de helft van de scholen de lessen, zodat leerlingen thuis mee kunnen kijken. (NOS, 29 mei 2020)

a. Welke signaalwoorden zie je hier?

b. Welke verbanden hoort daar bij?

c. Noteer de delen van het verband.


Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees tekst 4 grondig ('Topsporter is per definitie slim')
in Op niveau blz. 299.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 12 - Tekstslide

1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?

Slide 13 - Open vraag

2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op.
a Dat (r. 17)
b Dat (r. 37)
c Die(r.43)
d Dat(r.62)

Slide 14 - Open vraag

3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a Schrijf dat signaalwoord op.
b Schrijf de uitspraak op.
c Schrijf de reden op.

Slide 15 - Open vraag

4. a. Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3?
Leg je antwoord uit.
b Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.

Slide 16 - Open vraag

5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'.
a Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
b Schrijf de delen van dit verband volledig op.

Slide 17 - Open vraag

6. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Licht je antwoord kort toe.

Slide 18 - Open vraag

7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.

Slide 19 - Open vraag

8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:
A
brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
B
geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
C
beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.

Slide 20 - Quizvraag

9. a Is tekst4 objectief of subjectief?
b Leg je antwoord uit.

Slide 21 - Open vraag

Einde van deze les

Slide 22 - Tekstslide

Donderdag 4 juni - V2b (groep 1)
Leesvaardigheid
Aan de slag!

Slide 23 t/m 46

Slide 23 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...nog meer geoefend met leesvaardigheid (m.n. signaalwoorden en verbanden).

Slide 24 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...
...weet je hoe je signaalwoorden kunt herkennen.
...hoe je de delen van het verband moet noteren.
...kun je benoemen op welke manier alinea's met elkaar verbonden zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Herhaling belangrijke begrippen leesvaardigheid    jaar 1 en jaar 2
Jaar 1:
  • Onderwerp, deelonderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Kernzin
  • Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
  • Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
  • Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
  • 4 manieren om een tekst in te leiden
  • 3 manieren om een tekst af te sluiten
  • Objectief, subjectief
  • Mening, argument

  • Verwijswoorden
  • Leesstrategieën
  • 3 soorten publiek
  • Hoofd- en bijzaken
  • Mening, argument, tegenargument

Jaar 2:
  • Signaalwoorden
  • Zins- en alineaverbanden
  • Verbindingsmanieren tussen      alinea's

Slide 26 - Tekstslide

We mogen over anderhalve week weer op vakantie naar twaalf landen, zei premier Rutte gisteren op een persconferentie. Maar is je reisverzekering dan geldig?

a. Welke signaalwoord zie je hier?
b. Welk verband hoort daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 27 - Open vraag

De gemeente Amsterdam loopt veel inkomsten mis, zoals toerisme- en parkeerbelastingen. Daarnaast vallen dividenden van bedrijven waar Amsterdam in belegt, zoals Schiphol, lager uit.

a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welke verbanden horen daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 28 - Open vraag

De komende tijd houdt de rechtbank zittingen in het provinciehuis. Ook worden er avondzittingen gehouden. De provincie Flevoland stelt de rechtbank in de gelegenheid om gebruik te maken van twee raadszalen. Zo probeert de provincie om zoveel mogelijk zittingen door te laten gaan
a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welk verbanden horen daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Noteerwijze
‘Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groot publiek.’

Welk verband geeft het signaalwoord ‘dus’ hier aan? 
Noteer de delen van dit verband.

Uitspraak-conclusie
 
Uitspraak: Ruimtetoerisme wordt in de toekomst steeds betaalbaarder
Conclusie: Ruimtetoerisme wordt toegankelijker voor een groot publiek. 

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees tekst 5 grondig ('Een jaar blijven zitten helpt je verder')
in Op niveau blz. 302.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 32 - Tekstslide

In de inleiding staat een tegenstelling.

a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer het verband.
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 33 - Open vraag

Op welke twee manieren zijn de tweede en derde alinea met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin

Slide 34 - Quizvraag

Noteer de hoofdzaak van alinea 4.

Slide 35 - Open vraag

In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer de delen van het verband.

Slide 36 - Open vraag

Het tussenkopje 'Anders leren' past niet bij de inhoud van de alinea eronder.

a. Schrijf het deelonderwerp van deze alinea op.
b. Bedenk een passend tussenkopje.

Slide 37 - Open vraag

Uitspraak: "Leerlingen mogen best wat vaker blijven zitten."

a. Voor welke leerling(en) geldt deze uitspraak?
b. Schrijf de reden(en) bij deze uitspraak op.

Slide 38 - Open vraag

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
de lezer informeren
B
de lezer amuseren
C
de lezer een mening laten vormen
D
de lezer laten nadenken over het onderwerp

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de tekstvorm van deze tekst?
A
ingezonden brief
B
artikel in krant of tijdschrift
C
column
D
gedicht

Slide 40 - Quizvraag

Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief

Slide 41 - Quizvraag

Blijven zitten in coronatijd

Slide 42 - Tekstslide

Alinea 1 + 2: "Een meerderheid van de middelbare scholen hanteert andere overgangsnormen vanwege de coronacrisis, schrijft de Volkskrant na een enquête onder 149 scholen. Bijna vier op de tien scholen (38 procent) hebben zittenblijven dit jaar afgeschaft. 15 procent laat de keus bij ouders en leerlingen.

De krant schreef alle middelbare scholen in Nederland aan. De 149 scholen die reageerden, zijn samen goed voor 20 procent van de leerlingen."

Op welke manier zijn alinea 1 en 2 hier met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin

Slide 43 - Quizvraag

Alinea 3: "Normaal gesproken zijn de rapportcijfers leidend voor het advies over zittenblijven of overgaan. Omdat veel leerlingen door onderwijs op afstand al weken geen officiële cijfers meer krijgen, gebruiken veel scholen andere overgangsnormen."
a. Welk signaalwoord staat in alinea 3?
b. Welk verband hoort daarbij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 44 - Open vraag

Alinea 4: "Middelbare scholen sloten op 16 maart hun deuren en gaan volgende week dinsdag (2 juni) weer open. Scholen gaven digitaal les. Maar volgens de krant kunnen niet alle leerlingen die lessen goed volgen, omdat zij geen prettige werkplek hebben of omdat zij stress hebben door zieke of ontslagen familieleden."
a. Welk signaalwoord voor uitspraak-tegenstelling staat in alinea 4?
b. Noteer de delen van het verband.

Slide 45 - Open vraag

Wat vind jij ervan dat sommige scholen het blijven zitten dit jaar afschaffen?

Slide 46 - Open vraag

Lesdoel behaald? Ik kan signaalwoorden en verbanden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 47 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik kan verbindingsmanieren tussen alinea's herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 48 - Quizvraag

Einde van deze les

Slide 49 - Tekstslide