wk 22: les 1 (leesvaardigheid)

Dinsdag 31 mei - G2b

  • 10 minuten lezen
  • Toetsstof toetsweek: Begrijpend lezen
        De toets duurt 60 minuten
  • Aan de slag!

Mindmap inleveren










timer
10:00
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 31 mei - G2b

  • 10 minuten lezen
  • Toetsstof toetsweek: Begrijpend lezen
        De toets duurt 60 minuten
  • Aan de slag!

Mindmap inleveren










timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...de stof van leesvaardigheid herhaald.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
...leren wat de stof voor de toetsweek is.
...oefenen met leesvaardigheid.


Slide 3 - Tekstslide

Herhaling belangrijke begrippen leesvaardigheid    jaar 1 en jaar 2
  • Kernzin
  • (deel)onderwerp
  • Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
  • Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
  • 5 tekstdoelen en tekstsoorten
  • 4 manieren om een tekst in te leiden
  • 3 manieren om een tekst af te sluiten
  • Objectief, subjectief
  • Mening, argument
  • Verwijswoorden

  • Hoofdgedachte
  • Tussenkopje
  • Citeren
  • 3 soorten publiek
  • Hoofd- en bijzaken
  • Signaalwoorden
  • Zins- en alineaverbanden
  • 4 verbindingsmanieren tussen alinea's

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Noteerwijze
‘Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groot publiek.’

Welk verband geeft het signaalwoord ‘dus’ hier aan? 
Noteer de delen van dit verband.

Uitspraak-conclusie
 
Uitspraak: Ruimtetoerisme wordt in de toekomst steeds betaalbaarder
Conclusie: Ruimtetoerisme wordt toegankelijker voor een groot publiek. 

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?

b. Noteer de delen van het verband.


c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.


c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.
uitspraak: Kledingwinkels zijn het hardst getroffen.
opsomming: Winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken.

c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?

Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden
De coronacrisis levert een verdeeld beeld op van de detailhandel in Nederland. Kledingwinkels zijn het hardst getroffen, zij verkochten 59 procent minder dan in dezelfde maand vorig jaar.
    Ook winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken. Zij verkochten 45 procent minder dan in het jaar ervoor. In beide cijfers zijn de online verkopen meegenomen. (NOS, 29 mei 2020)
a. Welk verband heeft het woord 'ook' aan?
uitspraak-opsomming
b. Noteer de delen van het verband.
uitspraak: Kledingwinkels zijn het hardst getroffen.
opsomming: Winkels die schoenen en lederwaren verkopen deden slechte zaken.
c. Op welke manier zijn alinea 1 en 2 met elkaar verbonden?
Door middel van een signaalwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees tekst 4 grondig ('Topsporter is per definitie slim')
in Op niveau blz. 299.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 11 - Tekstslide

1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?

Slide 12 - Open vraag

2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op.
a Dat (r. 17)
b Dat (r. 37)
c Die(r.43)
d Dat(r.62)

Slide 13 - Open vraag

3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a Schrijf dat signaalwoord op.
b Schrijf de uitspraak op.
c Schrijf de reden op.

Slide 14 - Open vraag

4. a. Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3?
Leg je antwoord uit.
b Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.

Slide 15 - Open vraag

5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'.
a Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
b Schrijf de delen van dit verband volledig op.

Slide 16 - Open vraag

6. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Licht je antwoord kort toe.

Slide 17 - Open vraag

7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.

Slide 18 - Open vraag

8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:
A
brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
B
geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
C
beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.

Slide 19 - Quizvraag

9. a Is tekst4 objectief of subjectief?
b Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Open vraag

We mogen over anderhalve week weer op vakantie naar twaalf landen, zei premier Rutte gisteren op een persconferentie. Maar is je reisverzekering dan geldig?

a. Welke signaalwoord zie je hier?
b. Welk verband hoort daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 21 - Open vraag

De gemeente Amsterdam loopt veel inkomsten mis, zoals toerisme- en parkeerbelastingen. Daarnaast vallen dividenden van bedrijven waar Amsterdam in belegt, zoals Schiphol, lager uit.

a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welke verbanden horen daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 22 - Open vraag

De komende tijd houdt de rechtbank zittingen in het provinciehuis. Ook worden er avondzittingen gehouden. De provincie Flevoland stelt de rechtbank in de gelegenheid om gebruik te maken van twee raadszalen. Zo probeert de provincie om zoveel mogelijk zittingen door te laten gaan
a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welk verbanden horen daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag!
Lees tekst 5 grondig ('Een jaar blijven zitten helpt je verder')
in Op niveau blz. 302.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 24 - Tekstslide

In de inleiding staat een tegenstelling.

a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer het verband.
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 25 - Open vraag

Op welke twee manieren zijn de tweede en derde alinea met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin

Slide 26 - Quizvraag

Noteer de hoofdzaak van alinea 4.

Slide 27 - Open vraag

In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer de delen van het verband.

Slide 28 - Open vraag

Het tussenkopje 'Anders leren' past niet bij de inhoud van de alinea eronder.

a. Schrijf het deelonderwerp van deze alinea op.
b. Bedenk een passend tussenkopje.

Slide 29 - Open vraag

Uitspraak: "Leerlingen mogen best wat vaker blijven zitten."

a. Voor welke leerling(en) geldt deze uitspraak?
b. Schrijf de reden(en) bij deze uitspraak op.

Slide 30 - Open vraag

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
de lezer informeren
B
de lezer amuseren
C
de lezer een mening laten vormen
D
de lezer laten nadenken over het onderwerp

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de tekstvorm van deze tekst?
A
ingezonden brief
B
artikel in krant of tijdschrift
C
column
D
gedicht

Slide 32 - Quizvraag

Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief

Slide 33 - Quizvraag

Einde van deze les

Slide 34 - Tekstslide