H2.3 signaalwoorden

Welkom klas 2
Start met 7 minuten stillezen.
Spullen klaarleggen: werkboek, schrift, etui, agenda
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2
Start met 7 minuten stillezen.
Spullen klaarleggen: werkboek, schrift, etui, agenda

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Link

Doel van deze les
Je weet wat signaalwoorden zijn!

Wat zijn dat?

Slide 5 - Tekstslide

Aantekeningen
Pak je schrift en een pen

Slide 6 - Tekstslide

H1.3 en H2.3 - signaalwoorden
Woorden die in een tekst het verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea’s. Signaalwoorden zijn dus heel belangrijk voor de begrijpelijkheid van een tekst. 

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
De kat sprong uit het raam, landde op vier poten en rende weg.

Duidelijker is:

De kat sprong uit het raam, waarna hij op vier poten landde en meteen wegrende.

Slide 8 - Tekstslide

Verband
signaalwoord
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
voorbeeld

Slide 9 - Tekstslide

Verband
signaalwoord
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, verder, en, in de eerste plaats/in de tweede plaats, daarnaast, vervolgens, ten slotte, als laatste.
tegenstelling
tijdsvolgorde
voorbeeld

Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden van opsomming zijn bijvoorbeeld:



en, ook, verder, ten eerste, ten tweede, enz.
in de eerste plaats, in de tweede plaats, enz.
daarnaast, bovendien, vervolgens
ten slotte, als laatste, niet alleen ... maar ook
zowel ... als, een ander argument
er is nog een reden waarom

Slide 11 - Tekstslide

Verband
signaalwoord
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, verder
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
tijdsvolgorde
voorbeeld

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoorden van tegenstelling zijn bijvoorbeeld:



maar, echter, toch, daar staat tegenover dat, hoewel, daarentegen, dat ligt heel anders, tenzij

Slide 13 - Tekstslide

Verband
signaalwoord
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, verder
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
tijdsvolgorde
voordat, terwijl, tijdens, alvast, later
voorbeeld

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden van tijd zijn bijvoorbeeld:



voordat, vroeger, eerst, eerder(e), nadat, daarna, later(e), wanneer, intussen, tegelijkertijd, tijdens, twee maanden later, drie jaren eerder, in 2021, de 20e eeuw

Slide 15 - Tekstslide

Verband
signaalwoord
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, verder, en, in de eerste plaats/in de tweede plaats, daarnaast, vervolgens, ten slotte, als laatste.
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
tijdsvolgorde
voordat, terwijl, tijdens, alvast, later
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van is, zo, zoals, ter illustratie, je moet daarbij denken aan...

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen.
B
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
C
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 17 - Quizvraag

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een .....
A
Opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstellig
D
Tijdsvolgorde

Slide 18 - Quizvraag

Toen ik op school kwam was ik nog blij, maar een uur later was ik al weer chagrijnig

Maar is het signaalwoord voor ....
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
Voorbeeld

Slide 19 - Quizvraag

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor .......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde

Slide 20 - Quizvraag

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.

Toen is het signaalwoord voor ....
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgorde (chronologie)
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 21 - Quizvraag

Terwijl de politie onderzoek doet naar het ongeluk, worden de gewonden meegenomen naar het ziekenhuis.

Wat voor een signaalwoord is 'terwijl'?
A
Tijdsvolgorde
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling

Slide 22 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 23 - Quizvraag

De taart is heerlijk warm. Toch is hij nog niet te eten.

Toch is het signaalwoord voor .......
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Voorbeeld
D
Tijdsvolgorde

Slide 24 - Quizvraag

Ik eet geen vlees, toch lijkt het mij wel heel lekker.
Wat voor een soort signaalwoord is 'toch'?
A
Tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
Tijdsvolgorde

Slide 25 - Quizvraag

OOK

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd
D
tegenstelling

Slide 26 - Quizvraag

NADAT

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd
D
tegenstelling

Slide 27 - Quizvraag

BIJVOORBEELD

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd
D
tegenstelling

Slide 28 - Quizvraag

'Maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
tijdsvolgorde
D
opsomming

Slide 29 - Quizvraag

Signaalwoorden helpen de lezer........
A
om de tekst leuker te maken
B
om te weten welk tekstverband het is
C
signaalwoorden hebben geen functie

Slide 30 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Vul het juiste signaalwoord in.

Niet op het werkblad schrijven - 
schrijf in je schrift!
timer
1:00

Slide 31 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Signaal-woorden

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
maandag 15-11

Oefentoets H1.3
lezen

 

Slide 33 - Tekstslide

Goedemorgen 1A
Tafels uit elkaar
etui en leesboek op tafel

Oefentoets begrijpend lezen


Klaar? stillezen

Slide 34 - Tekstslide

Tweede uur Nederlands
  1. Inloggen, werkblad maken of stillezen
  2. Invullen Masterclass
  3. Toets en werkblad nakijken
  4.  Werken aan opdrachten van H2.3 Opdracht 1 t/m 9

Slide 35 - Tekstslide