Omzetbelasting en andere belastingen

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vragen
Zoek op:
  • Wat is omzetbelasting?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is omzetbelasting
  • Bij omzetbelasting wordt er belasting geheven over een activiteit, namelijk over:
- de levering van goederen (vb. bij aankoop van een trui of van fruit in winkel)
- het verrichten van diensten (vb. bij het schilderwerk van de schilder) 
  • Je hebt er dus heel vaak mee te maken!
  • De omzetbelasting kennen we ook als BTW
  • Let op: niet bij alle goederen die je koopt betaal je BTW, denk bv aan accijnsgoederen, die hebben nl hun eigen belasting!

Slide 3 - Tekstslide

Zoek op:
Welke tarieven kent de omzetbelasting?

Slide 4 - Tekstslide

Belastingtarief bij omzetbelasting
Bij omzetbelasting bestaan er meerdere tarieven:
  • Btw-tarief 21% - dit is het standaard tarief voor de meeste producten en diensten
  • Btw-tarief 9% -  dit is het verlaagd tarief voor 1e levensbehoefte (al is dit discutabel!) vb zijn : voedingsmiddelen, geneesmiddelen, agrarische producten, maar ook boeken, schoen-, kleding- en fietsenreparatie, personenvervoer en kappersdiensten.
  • Btw-tarief 0% - dit is voor als je zaken doet met het buitenland, bv exportgoederen. 
  • Vrijgesteld van btw -  dit geldt voor bv kinderopvang en onderwijs.



Slide 5 - Tekstslide

Waar betaal je omzetbelasting over? Over goederen en waarover nog meer?

Slide 6 - Open vraag

Als je een brood bij de bakker koopt hoeveel % BTW betaal je dan over het brood?
A
9%
B
21%
C
0%

Slide 7 - Quizvraag

Je hebt een mooie trui gezien bij de Bijenkorf en koopt deze. Welk BTW-tarief betaal je hierover
A
21%
B
9%
C
0%

Slide 8 - Quizvraag

Is de omzetbelasting een directe of indirecte belasting?
A
direct
B
indirect

Slide 9 - Quizvraag

Zoek op:
Wie is de belastingsubject?
Wat is het belastingobject?

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 3 Boom digitaal

Slide 11 - Tekstslide

3 voorwaarden voor heffing omzetbelasting
1. De levering geschiedt door een ondernemer (in het economisch verkeer)
De levering vindt plaats onder bezwarende titel (tegen betaling)
3. De levering vindt plaats in Nederland

Slide 12 - Tekstslide

Valt deze verkoop en levering onder de heffing van de omzetbelasting?
Omar verkoopt zijn BMW sportwagen via marktplaats voor 10.000 euro aan een geïnteresseerde koper.

Slide 13 - Tekstslide

3 voorwaarden voor heffing omzetbelasting
1. De levering geschiedt door een ondernemer (in het economisch verkeer)
De levering vindt plaats onder bezwarende titel (tegen betaling)
3. De levering vindt plaats in Nederland

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 3 en 4 

Slide 15 - Tekstslide

Vrijgestelde prestaties (vrij van heffing omzetbelasting)
1. Bestaande onroerende goederen
2. Medische verrichtingen
3. Een deel van de dienstverlening door financiële instellingen
4. De vergoeding die een schrijver van boeken ontvangen (de royalty's)

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 

Slide 17 - Tekstslide

Heffingen door lagere overheden (H6)

Slide 18 - Tekstslide

Andere belastingen
Wat betekenen de volgende belastingen:
- Overdrachtsbelasting = belasting bij verkrijging van een onroerende zaak, zoals een huis. De koper betaalt deze dus! 
- Assurantiebelasting = belasting over de premie die je betaalt voor een afgesloten verzekering
- Accijns = belasting op bepaalde goederen mede bedoeld om de aankoop hiervan te ontmoedigen, zoals alcohol, sigaretten, benzine 
- Verbruiksbelasting = belasting op frisdrank, mineraalwater en vruchtensappen

Slide 19 - Tekstslide

gemeentelijke belastingen
Welke gemeentelijke belastingen zijn er:
- onroerendzaakbelasting = belasting over de waarde ve onroerende zaken in een gemeente, bv over een woning
- reinigingsheffing, ook wel afvalstoffenheffing = belasting  voor de afvoer van afval
- rioolheffing = belasting voor het transport en verzameling van rioolwater
hondenbelasting = belasting voor het hebben van een hond ivm hondendrollen!
- precariobelasting = belasting voor het hebben van voorwerpen in op of boven de gemeentegrond
toeristenbelasting = belasting bij verblijf in een andere gemeente
- parkeerbelasting = voorheen was een parkeerbon een boete en dus strafrecht, tegenwoordig een belasting! 

Slide 20 - Tekstslide

Over welke goederen betaal je geen accijns?
A
diesel
B
tabak
C
wijn
D
brood

Slide 21 - Quizvraag

als je een huis koopt, welke belasting betaal je dan?
A
assurantiebelasting
B
overdrachtsbelasting
C
verbruiksbelasting

Slide 22 - Quizvraag

wat is een ander woord voor assurantie?
A
verkoop
B
verzekering
C
erfenis

Slide 23 - Quizvraag

wordt de verzekeringsmaatschappij zelf armer van het betalen van de assurantiebelasting aan de belastingdienst?
A
ja en dus is het een directe belasting
B
nee en dus is het een indirecte belasting

Slide 24 - Quizvraag

Wat is hier een goed waarover je verbruiksbelasting betaalt?
A
benzine
B
shag
C
cola
D
bier

Slide 25 - Quizvraag

Welke belasting betaal je over de waarde van je woning?
A
ozb-belasting
B
precariobelasting
C
rioolheffing

Slide 26 - Quizvraag

is een parkeerbon voor te weinig geld betalen bij parkeren een boete of een belasting?
A
boete
B
belasting

Slide 27 - Quizvraag

wat is geen gemeentelijke belasting?
A
toeristenbelasting
B
hondenbelasting
C
afvalstoffenheffing
D
loonbelasting

Slide 28 - Quizvraag