Gevoelswaarde van woorden

Nederlands


GEVOELSWAARDE VAN WOORDEN


3D - H. Faut
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands


GEVOELSWAARDE VAN WOORDEN


3D - H. Faut

Slide 1 - Tekstslide

Wat zien we vandaag?
  • Instructies 
  • Opdracht instructies: ACTIE!
  • Ervaringen delen n.a.v. opdracht
  • Definitie en uitleg 'instructies'.
  • Oefeningen
  • Signaalwoorden
  • Denk aan onze afspraken rond RESPECT! 

Slide 2 - Tekstslide

Gevoelswaarde van woorden
Stel dat je iemand wil troosten die iets ergs heeft meegemaakt. Zeg je dan dat die niet moet "janken”? Of laat je door je houding en je gebaren zien dat je meevoelt? En hoe vertel je aan iemand een onaangename waarheid zonder hem of haar te beledigen?

Om een juiste keuze te maken, moet je niet alleen weten wat woorden betekenen maar ook welk gevoel ze kunnen oproepen.

Slide 3 - Tekstslide

Eufemisme en dysfemisme
HIER KLOPT IETS NIET…
Kan jij de volgende zinnen met een beter gevoel voor taal formuleren?

a) Onze geachte voorzitter is vorige donderdag naar het pierenland vertrokken.
…………………………………………………………………………………………………
b) Gelukkig heeft de politie de beroemde moordenaar te pakken.
…………………………………………………………………………………………………
c) Al onze kwaliteitswaren worden tegen woekerprijzen verkocht.
…………………………………………………………………………………………………
d) Heb jij je ook al een degelijke koelkast laten aansmeren ?
………………………………………………………………………………………......................

Slide 4 - Tekstslide

EUFEMISMEN en DYSFEMISMEN

Je komt net thuis van een dagje shoppen en toont vol overtuiging je nieuwe kleren aan je vrienden. De ene lacht wat ongemakkelijk en zegt “Nou, nieuwe dingen moeten altijd even wennen.”. De andere proest het uit en zegt “Hebben ze je door de wringer gehaald of zo?”
Wat vinden je vrienden er werkelijk van en hoe geven ze dit te kennen?

Een eufemisme is een woord of uitdrukking dat positiever klinkt dan een synoniem.

Een dysfemisme is een woord of uitdrukking dat negatiever klinkt dan een synoniem.

Slide 5 - Tekstslide

opdracht
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een instructie?
timer
1:00
A
Bij een instructie geef je de toehoorder informatie.
B
Bij een instructie geef je de toehoorder een waarschuwing.
C
Bij een instructie geef je de toehoorder een taak of een opdracht om uit te voeren.
D
Bij een instructie geef je de toehoorder een opmerking over zijn of haar gedrag.

Slide 7 - Quizvraag

Les 3: Instructies geven
Voorkennis

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Was dit een goede instructie?
timer
1:00
A
Ja
B
Neen

Slide 10 - Quizvraag

Waarom (niet)?
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Imperatief
  • De Gebiedende Wijs
  • je wil dat iemand iets doet
  • om een bevel of verzoek uit te drukken
  • kort en duidelijk
  • het is geen vraag
  • https://www.mijnwoordenboek.nl



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de stam van het werkwoord:
tekenen?
timer
1:00
A
tekent
B
tekenen
C
teken
D
tekken

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de stam van het werkwoord:
deelnemen?
A
deelneem
B
deelnemen
C
neem
D
neem deel

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de imperatief van het werkwoord lachen?
A
gelach
B
lach
C
lacht
D
lachend

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de gebiedende wijs van het werkwoord aanvullen?
A
vullen
B
vult aan
C
vul
D
vul aan

Slide 18 - Quizvraag

Welke tijd gebruik je bij een instructie?
A
gebiedende wijs
B
substantief
C
imperatief
D
superlatief

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat is typerend voor een recept?
hoe wordt dit beschreven?

Slide 21 - Open vraag

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden zijn woorden die een signaal geven over de relatie tussen zinnen of delen van zinnen.

  • Ze helpen de lezer om de structuur van de tekst te begrijpen.

  • Denk aan SOS Piet! 

Slide 22 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Tijd: eerst, daarna, ten slotte
  • Opsomming: ten eerste, bovendien, ook
  • Tegenstelling: maar, echter, daarentegen
  • Oorzaak en gevolg: daarom, dus, als gevolg van
  • Conclusie: dus, daarom, concluderend

Slide 23 - Tekstslide