TaalCompleet A2 4.1

TaalCompleet 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

TaalCompleet 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen




De leerling kan woorden met het thema ‘werkdag’ herkennen en benoemen.
De leerling kan het belangrijkste uit het luisterfragment begrijpen en kort navertellen.
De leerling kan praten over zijn/haar (werk)dag.
De leerling kan praten over zijn/ haar (werk)dag in de verleden tijd. (B1)
De leerling kan woorden met het thema ‘bellen naar de bank’ herkennen en benoemen. (B1)

Slide 2 - Tekstslide

Bespreek samen

Welke dingen doe je elke dag? Noem 3 dingen. 
Welke dingen doe je alleen in het weekend?

Slide 3 - Tekstslide

Luisterfragment
Ik kan de hoofdpunten begrijpen in een kort luisterfragment waarin iemand vertelt over zijn of haar dag.

https://leren.kleurrijker.nl/mod/quiz/attempt.php?attempt=120544140&cmid=9326 

Slide 4 - Tekstslide

Vragen
Kwart voor 7 staat ik op. Daarna trek ik mijn kleren aan. Ik werk in een kledingwinkel.
Meestal eet ik fruit: appel of banaan en drink ik koffie. Vijf voor acht vertrek ik. Ik help klanten ik in de winkel. Ik kijk of de kleren goed passen en beantwoordt de vragen.  Samen problemen oplossen door het te bespreken. Om half 7 kom ik thuis en maak ik eten. 's Avonds bel ik met mijn moeder of kijk ik tv. Om 10 uur ga ik naar bed en lees ik nog een half uur.


Slide 5 - Tekstslide

Blauwe woorden
Op de gang hangen de woorden met plaatjes. In het lokaal is er één leerling die de naam van het woord opschrijft. De andere leerling loopt naar het juiste woord en kijkt welk plaatje erbij hoort. Halverwege wisselen we van rol.

Slide 6 - Tekstslide

Nieuwe woorden
Beschrijft (beschrijven)             beantwoord (beantwoorden)
de werkdag, de werkdagen      nergens
wakker                                                Wijs ... aan (aanwijzen)
sta ... op (opstaan)                        de vergadering
trek ... aan (aantrekken)              de baas
zoek ... uit (uitzoeken)                  lossen ... op (oplossen)
de klant, de klanten                       het beroep

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig werken
TaalCompleet:

Pak je laptop en boek.

Mais, Viktar en Mikaela --> aparte uitleg

Slide 8 - Tekstslide

Spreken
De leerling kan praten over zijn/haar (werk)dag.
De leerling kan praten over zijn/ haar (werk)dag in de verleden tijd. (B1)

Aandachtspunten: duidelijk praten, maak volledige zinnen en verwerk de vraag in je antwoord.

Slide 9 - Tekstslide

1. Hoe laat sta je op?
2. Wanneer zoek jij kleding uit?
3. Hoe laat ga je naar school?
4. Wat vind je het leukst op school?
5. Wat vind je niet leuk op school?
6. Hoelang duurt de pauze?
7. Wat doe je in de pauze?
8. Wat eet je het liefst in de pauze?
9. Hoe laat kom je thuis?
10. Hoe ga je naar huis?
11. Hoe laat eet je 's avonds?
12. Maak je ook wel eens avondeten?
13. Wat doe je als je thuiskomt van school?

Slide 10 - Tekstslide

1. Wat doe je meestal als je 's ochtends wakker wordt?
2. Wat is het eerste dat je doet als je uit bed komt?
3. Welk muziek luister je het liefst op een gewone dag?
4. Heb je een vaste tijd waarop je naar bed gaat?
5. Wat doe je 's avonds voordat je gaat slapen?
6. Wat is het eerste wat je doet als je thuis komt na school of werk?
7. Wat doe je als je je verveelt tijdens de week?
8. Wat doe je als je een drukke dag hebt gehad?
9. Moet je elke dag thuis helpen met opruimen?
10. Als je je schooltas kon veranderen in een magische rugzak, wat zou je erin stoppen?
11. Stel je voor dat je de leraar voor één dag zou zijn, wat zou je de klas laten doen?
12.Als je elke schooldag hetzelfde ontbijt zou moeten eten, wat zou je dan kiezen?
13. Als je de schoolklok kon veranderen, welk tijdstip zou je dan elke dag kiezen om naar huis te gaan?

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoelen




De leerling kan woorden met het thema ‘werkdag’ herkennen en benoemen.
De leerling kan het belangrijkste uit het luisterfragment begrijpen en kort navertellen.
De leerling kan praten over zijn/haar (werk)dag.
De leerling kan praten over zijn/ haar (werk)dag in de verleden tijd. (B1)
De leerling kan woorden met het thema ‘bellen naar de bank’ herkennen en benoemen. (B1)
Laat het horen --> klappen

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2. 
Luister naar tekst 4.1 op de computer

Je hoort Iza. Ze beschrijft haar dag.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J

Slide 14 - Sleepvraag

Opdracht 7. Schrijf het hele werkwoord op.
2. beantwoordt

Slide 15 - Open vraag

Opdracht 7. Schrijf het hele werkwoord op.
3. beschrijf

Slide 16 - Open vraag

Opdracht 7. Schrijf het hele werkwoord op.
4. Los ... op

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 7. Schrijf het hele werkwoord op.
5. zoek ... uit

Slide 18 - Open vraag

Opdracht 7. Schrijf het hele werkwoord op.
6. trek ... aan

Slide 19 - Open vraag

Opdracht 7. Schrijf het hele werkwoord op.
7. sta ... op

Slide 20 - Open vraag

Opdracht 10.
Maak een zin: aantrekken

Slide 21 - Woordweb

Maak een zin: baas

Slide 22 - Woordweb

Maak een zin: beschrijven

Slide 23 - Woordweb

Maak een zin: oplossen

Slide 24 - Woordweb

Maak een zin: uitzoeken

Slide 25 - Woordweb

Maak een zin: vergaderen

Slide 26 - Woordweb

Maak een zin: werkdag

Slide 27 - Woordweb

tijd beschrijven
om ... 
eerst
daarna
's middags
s avonds
dan
vervolgens

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 13. Praat samen **
1. Hoe laat sta jij op?
2. Wanneer zoek jij je kleding uit?
3. Hoe laat ga je naar school?
4. Wat vind jij het leukst op school?
5. Wat vind je niet leuk op school?
6. Hoe lang duurt de pauze?
timer
4:00

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 13. Praat samen **
7. Wat doe je in de pauze?
8. Wie past er op jouw kinderen?
9. Hoe laat kom je thuis?
10. Hoe laat maak je eten klaar?
11. Wat doe je om 21.00 uur?
12. Hoe laat ga je meestal naar bed?
timer
4:00

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 15. Praat samen ** 
Cursist A. Vertel over je dag. Welke dingen doe jij elke dag?
Cursist B. Luister naar cursist A. Schrijf op wat cursist A elke dag doet. 

Schrijf dit op in je boek. Blz. 139.

Slide 31 - Tekstslide

Speel het spel. 
Maak een groepje van 3 of 4.

Gebruik ook inversie: 
Om 20:00 ga ik ... 

Slide 32 - Tekstslide

Lesidee 4.1b 

Slide 33 - Tekstslide

Lesidee 4.1b 

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk: praktijkopdracht
Praat met iemand die goed Nederlands spreekt. 

Slide 35 - Tekstslide

Dictee 1.
timer
2:00

Slide 36 - Open vraag

Dictee 2.
timer
2:00

Slide 37 - Open vraag

Dictee 3.
timer
2:00

Slide 38 - Open vraag

Dictee 4.
timer
2:00

Slide 39 - Open vraag

Dictee 5.
timer
2:00

Slide 40 - Open vraag

Dictee 6.
timer
2:00

Slide 41 - Open vraag

Dictee 7.
timer
2:00

Slide 42 - Open vraag

Dictee 8.
timer
2:00

Slide 43 - Open vraag