Detail Keuzevak O3

Logistiek
Detail
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DetailPraktijkonderwijsVoortgezet speciaal onderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Logistiek
Detail

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Detail 
Detailhandel is de verkoop van goederen. 
Goederen zijn fysieke producten;  artikelen die je kunt vasthouden.  
Het kunnen artikelen zijn die je kunt eten (food) en artikelen die je niet eet (non-Food

Voorbeelden van non-food zijn; tijdschriften,  schoonmaakproducten,  parfum, schoenen en fietsen.



Slide 3 - Tekstslide

Detail
Woordweb

Slide 4 - Woordweb

Retail
Retailhandel is zowel de verkoop van fysieke producten als de verkoop van diensten

Een dienst is een taak die je voor iemand doet.
Bijvoorbeeld de  kapper. Kappers knippen je haar en dat is een dienst. Hier krijgen ze geld voor. Maar koop je nog een aantal flessen speciale shampoo. Dan is dit een fysiek product.

Wie weet er nog meer diensten?

Slide 5 - Tekstslide

Groothandel
Koopt een winkeleigenaar producten in voor zijn eigen onderneming of winkel? Dan valt dat niet onder de detailhandel. Dan spreken we over groothandel. 
De winkeleigenaar van de detailwinkel koopt een lading producten  met als doel om het weer door te verkopen. 
Bij een groothandel gaat het om de verkoop tussen ondernemer en ondernemer.  
De  klanten van een groothandel zijn ondernemers van een detailhandel.
 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Als ik winkel, dan doe ik dat ...
alleen maar fysiek
zowel fysiek als online
alleen maar online

Slide 8 - Poll

Hoe betaal jij in de winkel?

Slide 9 - Poll

Ik zou wel in een winkel willen werken.
Ja! Lijkt me leuk.
Ja! Ik werk al in een winkel.
Misschien
Nee. Ik wil niet in een winkel werken.

Slide 10 - Poll

Stel je voor;
Je werkt in een winkel. Wat zou je het liefste doen?
Achter de kassa
Vakken vullen
Iets anders

Slide 11 - Poll

Samenvatting 1.3
Handel = verkoop met winst.

Retail = Handel van fysieke producten en diensten.

Fysieke producten zijn producten die je kan vastpakken.
Je kunt 5 voorbeelden kunnen noemen.
Diensten - een dienst is een taak die iemand voor jou doet tegen betaling.
Je kunt drie voorbeelden noemen.



Slide 12 - Tekstslide

Samenvatting 2.3
Detail = Handel in het klein (verkoop in kleine aantallen). 
                 Bijvoorbeeld in de supermarkt koop je één fles cola.

Je kunt 2 verschillende detailwinkels opschrijven.

Food artikelen  - artikelen die je kunt eten.
Non-food artikelen - artikelen die je niet eet.
Je kunt van food en non-food elk vijf voorbeelden opschrijven.

Slide 13 - Tekstslide

bedankt voor de aandacht
Bedankt voor jullie aandacht!!

Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting 3.3
Groothandel = Handelen in het groot (inkoop en verkoop van grote hoeveelheid goederen.
Een groothandel is een bedrijf dat tussen de fabriek en de detailhandel inzit.

Klanten van de groothandel zijn mensen met een eigen bedrijf/winkel.

De Ikea is GEEN groothandel. Wie weet waarom niet?

Slide 15 - Tekstslide