u1k spelling ww §8 (maandag 3 april)

Welkom klas 1
  • Ga zitten volgens de plattegrond.

  • Pak je boek (blz. en
    schrift alvast voor je.



timer
2:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 1
  • Ga zitten volgens de plattegrond.

  • Pak je boek (blz. en
    schrift alvast voor je.



timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

1. Samen kijken naar de weekinvulling voor de komende periode.
2. Verder met cursus 8.
3. Het proefwerk inzien.
4. Gezamenlijk afronden.
In deze les gaan we

Slide 2 - Tekstslide

De lesdoelen
  • Je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd spellen.

Slide 3 - Tekstslide

6.2

Slide 4 - Tekstslide

De persoonsvorm in tegenwoordige tijd

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Een werkwoord heeft verschillende vormen.
Eén daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
  • Bij de spelling van de pv in tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm. 
  • Ik loop, ik wandel, ik ga, ik kijk.
  • Bij een hij of zij (enkelvoud), komt er een -t achter de ik-vorm. 
  • Hij loopt, zij wandelt, hij gaat, zij kijkt.
  • Als het om een meervoud gaat, schrijf je de wij-vorm.
  • Wij lopen, wij wandelen, wij gaan, wij kijken.
Een werkwoord

Slide 7 - Tekstslide

Om de persoonsvorm goed te spellen, 
check je altijd drie zaken.

Slide 8 - Tekstslide

De tijd
Kijk eerst naar de tijd waarin de zin staat.
Moet het nog gebeuren of is het al gebeurd?

Dit kun je zien aan woordjes als gisteren, volgend jaar, vandaag, binnenkort, in het verleden.

Bepaal of je met de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) te maken hebt.

Slide 9 - Tekstslide

Wie voert het werkwoord uit?
Kijk nadat je de tijd hebt vastgesteld naar wie het werkwoord uitvoert.
Gaat het om een ik, een hij of een wij? 

Ik benoem
Hij/zij benoemt
Wij benoemen

Slide 10 - Tekstslide

De vorm
Nu je weet in welke zin de tijd staat en wie het werkwoord uitvoert, kun je bepalen welke vorm je moet kiezen.

Als het gaat om een ik, dan schrijf je de ik-vorm.
Als het gaat om een hij of zij (enkelvoud) dan schrijf je de ik-vorm + t.
Als het gaat om een wij, dan schrijf je de wij-vorm. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat
Cursus 7, paragraaf 8 (blz. 232-233)
Persoonsvorm in tegenwoordige tijd.
Opdracht 1 t/m 3.
Hoe
Alleen of in tweetallen (degene die naast je zit).

Hulp
Overleg eerst fluisterend. Weet je het nog niet? Dan kom vanzelf langs.
Tijd
Vijf minuten.
Klaar
Lees alvast Thema B door.
Aan de slag
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

De lesdoelen
  • Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is.
  • Je kunt de hoofdgedachte van een tekst(je) herkennen door precies te lezen.

Slide 13 - Tekstslide

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu: 
  • Welke drie tekstdoelen er zijn.
  • Het verschil tussen informerende, instruerende en overtuigende teksten.
  • Welke tekstsoorten bij welke tekstdoelen horen.

Slide 14 - Tekstslide