Talent 3V hoofdstuk 3.7 grammatica

Grammatica - 2.7 samenstellingen (herhaling)  
3.7 benoemen van bijzinnen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica - 2.7 samenstellingen (herhaling)  
3.7 benoemen van bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Weet je het nog?
samengestelde zinnen
soorten bijzinnen: 
bvb-zin, lv-zin, bwb-zin

Slide 2 - Tekstslide

Samengestelde zin:
Pieter kijkt bijna nooit televisie, maar hij kijkt wel naar Netflix.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 3 - Quizvraag

Samengestelde zin:
Ik zag Marije in de stad, toen zij haar hond uitliet.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 4 - Quizvraag

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Pieter kijkt bijna nooit televisie, maar hij kijkt wel naar Netflix.
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord (btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 5 - Quizvraag

Samengestelde zin:
Matthijs wil jou misschien wel helpen, want hij weet heel veel van computers.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 6 - Quizvraag

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Ik zag Marije in de stad, toen zij haar hond uitliet.
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord (btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 7 - Quizvraag

Samengestelde zin:
Als Emma haar lieve glimlach laat zien, kan ik haar niets weigeren.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 8 - Quizvraag

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Matthijs wil jou misschien wel helpen, want hij weet heel veel van computers.
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord ( btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 9 - Quizvraag

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Als Emma haar lieve glimlach laat zien, kan ik haar niets weigeren.
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord (btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 10 - Quizvraag

Samengestelde zin: welke samenstelling kan niet voorkomen?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 11 - Quizvraag

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Heeft Joost, die ver weg woont, nu de bus gemist?
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord (btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Benoem de bijzin.
Als Rutger melig is, moet de hele klas meelachen.
A
bijvoeglijke bijzin
B
lijdendvoorwerpszin
C
bijwoordelijke bijzin
D
geen bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Benoem de bijzin.
heeft Joost, die ver weg woont, nu de bus gemist?
A
bijvoeglijke bijzin
B
lijdendvoorwerpszin
C
bijwoordelijke bijzin
D
geen bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Benoem de bijzin
Jaap heeft een fiets, waarmee je snoeihard kan rijden.
A
bijvoeglijke bijzin
B
lijdendvoorwerpszin
C
bijwoordelijke bijzin
D
geen bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Benoem de bijzin.
Een zakenman uit het verre Korea verloor tijdens een boottochtje op de Maas met zijn Amsterdamse vrienden een gloednieuwe telefoon.
A
bijvoeglijke bijzin
B
lijdendvoorwerpszin
C
bijwoordelijke bijzin
D
geen bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Waar heb je nog moeite mee?
Bijzinnen benoemen
een samengestelde zin herkennen
woordsoorten benoemen

Slide 19 - Poll

Talent 3.7
Maak nu:
opdrachten 3, 6, 8, 11, 13.


Slide 20 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzinnen en leesbaarheid
Bij het gebruik van een bijvoeglijke bijzin kun je fouten maken, zoals de verkeerde keuze van het betrekkelijk voornaamwoord. Daarnaast loop je het risico om zinnen te maken die niet prettig te lezen zijn of verwarring scheppen.
Maak daarom gebruik van de volgende adviezen.

Slide 21 - Tekstslide

Meestal staat de bijvoeglijke bijzin midden in de hoofdzin, maar als hij lang is, kun je hem beter vooraan of achteraan in de zin plaatsen:

Ik vertrouwde de jongen door wie mijn  vriendin steeds gebeld werd, niet.
Beter is:
De jongen door wie mijn vriendin steeds gebeld werd, vertrouwde ik niet.

Slide 22 - Tekstslide

Vermijd bijvoeglijke bijzinnen die dubbelzinnig zijn:
Ik kende de jongen die mijn vriendin belde.
Beter is:
Ik kende de jongen die door mijn vriendin werd gebeld.
Ik kende de jongen door wie mijn vriendin werd gebeld.


Slide 23 - Tekstslide

Vermijd een opeenhoping van bijvoeglijke bijzinnen:
De man die werkte bij een bedrijf dat werd verdacht van een misdrijf dat vermeld stond in alle kranten die etc.
Laatste tip:
Let steeds goed op het antecedent. Dat bepaalt niet alleen het betrekkelijk voornaamwoord, maar ook het getal van de pv.
Hij is één van de journalisten die ter plekke verslag doen.
Hij is een journalist die ter plekke verslag doet.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk: grammatica 3.7
De opdrachten die je nog niet af hebt kunnen maken tijdens de les.

Slide 25 - Tekstslide