In de afbeelding zie je hoe een
centrale stad steeds groter wordt en uitgroeit tot een
stedelijk gebied.
Soms groeit een stad helemaal vast aan andere plaatsen in de buurt. Dan ontstaat er een agglomeratie : een stad met daaraan vastgegroeide (voor)steden en dorpen. De belangrijkste stad van een agglomeratie – waar je de meeste inwoners, het meeste werk en de meeste voorzieningen vindt – heet de centrale stad .
● Een stadsgewest is uitgebreider dan een agglomeratie. Je kijkt dan niet alleen naar de bebouwing, maar naar de relaties tussen een centrale stad en de steden en dorpen eromheen. De belangrijkste relaties zijn werk en voorzieningen. Een stadsgewest bestaat dus uit alle dorpen en steden die voor werk en voorzieningen op een centrale stad zijn gericht.
● Tussen stadsgewesten zit weinig ruimte. Stadsgewesten die (bijna) aan elkaar zijn vastgegroeid, vormen met elkaar een stedelijk gebied . Een voorbeeld in Nederland is de Randstad.
● En dan is er nog de overtreffende trap: de megalopolis . Dat is een aantal aaneengesloten stedelijke gebieden met daarin meerdere centrale steden die ieder meer dan 1 miljoen inwoners hebben. Een goed voorbeeld is de BosWash-megalopolis aan de Amerikaanse oostkust.