2.5 Ontwikkeling van de Nederlandse stad

1 / 37
volgende
Slide 1: Video
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Vandaag
- Ontwikkeling Nederlandse stad
- Drempelwaarde, reikwijdte, verzorgingsgebied
- Controle-vragen om zelf te maken.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet waar de belangrijkste steden en stedelijke gebieden in Nederland liggen.
  • Je begrijpt het verband tussen de stad en haar verzorgingsgebied.
  • Je kunt de ontwikkeling van stad tot stedelijk gebied uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vroeger waren steden relatief klein en vaak goed afgebakend d.m.v. bijvoorbeeld een stadsmuur en gracht.

Slide 5 - Tekstslide

  • Vanaf 1900 groeien de steden heel erg snel.
    Fabrieken openen in de stad, wat veel werk oplevert.  

  • Mensen verhuizen naar arbeiderswijken.
    Deze wijken werden speciaal gebouwd voor werknemers van die fabriek. De groei noemen wij urbanisatie. 

  • Er kwamen steeds meer wijken bij. De stad werd zo groot dat de dorpen eromheen aan vastgroeiden. Dit heet een agglomeratie.

Slide 6 - Tekstslide

  • De uitbreiding van Groningen gaat door. Hier zie je met kleuren de nieuwe wijken aangegeven in het jaar 1932.

  • Bekijk de volgende video maar eens over de ontwikkeling van Groningen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Noteer ze, je kunt ze hierna invullen in de Lesson-Up.
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Met welke dorpen vormt Groningen een agglomeratie?

Slide 10 - Open vraag

  • Vanaf 1960 gaan arbeiders meer geld verdienen.

  • Ze kunnen een auto kopen en een huis met een tuin net buiten de stad. Ze vertrekken uit de drukte van de stad, dit heet suburbanisatie.

  • Voor werk gaan de arbeiders vaak nog naar de stad, zo blijft er contact tussen de stad en de dorpen er omheen. Dit gebied heet een stadsgewest.

Slide 11 - Tekstslide

Enkele plaatsen die behoren tot Stadsgewest Groningen. Vanuit deze dorpen reizen veel mensen elke dag op en neer naar hun werk.

We noemen die mensen forenzen. 

Slide 12 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

  • In gebieden waar veel stadsgewesten bij elkaar liggen ontstaat interactie. Ook de stadsgewesten groeien hier steeds meer naar elkaar toe. 

  • Er ontstaat zo één groot stedelijk gebied van meerdere stadsgewesten.

  • Een voorbeeld hiervan is de Randstad.

Slide 14 - Tekstslide

Welke vier steden vormen samen de Randstad?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Video

Bekijk maar eens hoe de steden in de Randstad samen een stedelijk netwerk vormen.

Slide 17 - Tekstslide

Een aantal vragen over de les van net.

Slide 18 - Tekstslide

Rond 1900 trokken veel mensen van het platteland
naar de stad?
A. Hoe noemen we dit proces?
B. Wat was de voornaamst reden hiervoor?
timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

Doordat de steden groeiden, groeiden omliggende gebieden vast aan de centrale stad. Hoe noemen dit gebied?
timer
0:40

Slide 20 - Open vraag

Rond 1960 trokken mensen juist weer
weg uit de steden; ze verdienden meer, in de
stad was het druk, er was weinig groen en
soms ook onveilig. Hoe heet dit proces?
timer
0:30

Slide 21 - Open vraag

De Randstad in het westen van Nederland. Hoe noemen we dit gebied ook wel? (alleen letter)
A Stad B Agglomeratie
C Stadsgewest D Stedelijk gebied

Slide 22 - Open vraag

Drempelwaarde, reikwijdte en verzorgingsgebied
- Paar vragen
- Uitlegfilmpje
- Conclusie
- Vragen

Slide 23 - Tekstslide

Hoe lang ben jij bereid maximaal onderweg te zijn naar de kapper?

Slide 24 - Open vraag

Hoe lang wil jij er maximaal over doen om naar een tropisch zwemparadijs te gaan?

Slide 25 - Open vraag

Hoelang wil jij maximaal onderweg zijn voor een concert van jouw favoriete artiest?

Slide 26 - Open vraag

Hoelang je wilt reizen heeft maken met het soort voorziening. 

Elke voorziening heeft een drempelwaarden, reikwijdte en een verzorgingsgebied.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Dus...
  • Reikwijdte: afstand die mensen bereid zijn af te leggen om tot een voorziening (bijv. supermarkt of kapper) te komen.
  • Verzorgingsgebied: Het gebied van waaruit klanten naar een bepaalde voorziening komen.
  • Drempelwaarde: Minimaal aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan.

  • Maak van deze sheet een foto of printscreen om de volgende vragen mee te kunnen beantwoorden.

Slide 29 - Tekstslide



Welke uitspraken zijn juist?
A
Een supermarkt heeft een hoge drempelwaarde
B
De drempelwaarde van een tandarts is hoger dan een huisarts
C
In een rijke buurt is de drempelwaarde voor een juwelier lager dan in een arme buurt.
D
Een juwelier heeft altijd een hoge drempelwaarde, ongeacht de buurt.

Slide 30 - Quizvraag



Welke uitspraken zijn juist?
A
Het verzorgingsgebied van steden die even groot zijn, is ook even groot.
B
De omvang van een verzorgings-gebied wordt ook bepaald door de bevolkingsdichtheid van dat gebied.
C
In een kleine plaats komen evenveel hoogwaardige voorzieningen voor dan in een grote plaats.
D
Een stad in een dichtbevolkt gebied heeft een kleiner verzorgingsgebied dan in een dunbevolkt gebied.

Slide 31 - Quizvraag



Welke uitspraken zijn juist?
A
De omvang van een verzorgings-gebied wordt bepaald door de drempelwaarde van een dienst.
B
Amsterdam heeft een grotere reikwijdte dan Leeuwarden.
C
Haarlem heeft een kleiner verzor-gingsgebied dan Leeuwarden, maar het voorzieningsniveau is er hoger.
D
Hoe kleiner het verzorgingsgebied, hoe lager het voorzieningsniveau en groter de reikwijdte.

Slide 32 - Quizvraag

De H&M heeft een grotere drempelwaarde dan het UMCG.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Groningen heeft het grootste verzorgingsgebied van Nederland, die komt door de lage bevolkingsdichtheid in het noorden van Nederland.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

De reikwijdte van een kapper is verder dan die van een supermarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Het verzorgingsgebied van het ziekenhuis in Amsterdam is groter dan het ziekenhuis in Leeuwarden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

De drempelwaarde van een warenhuis is kleiner dan die van één winkel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag