examenstof: onderdeel C: Rekenen, meten en schatten

Het onderdeel rekenen, meten en schatten gaat in op alledaagse situaties. Je moet hierbij gangbare maten (grootheden) kennen. Voor lengte bijvoorbeeld kilometer, of meter. Voor oppervlakte bijvoorbeeld vierkante kilometer, of vierkante meter. Voor inhoud bijvoorbeeld kiloliter liter of kubieke meter. Voor gewicht bijvoorbeeld kilo of gram. Voor tijd bijvoorbeeld minuut, of dag. En tenslotte ook voor temperatuur; geld en snelheid.

Voor alle gangbare maten geldt dat je er ook mee moet kunnen rekenen. Dus bijvoorbeeld kilometers kunnen omzetten in meters (of andersom). Je mag je rekenmachine hierbij gebruiken. Dus zorg dat je ook goed weet hoe je met je rekenmachine om moet gaan. Bijvoorbeeld als het gaat om de wetenschappelijke notatie van grote getallen (met veel nullen).
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides en 14 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het onderdeel rekenen, meten en schatten gaat in op alledaagse situaties. Je moet hierbij gangbare maten (grootheden) kennen. Voor lengte bijvoorbeeld kilometer, of meter. Voor oppervlakte bijvoorbeeld vierkante kilometer, of vierkante meter. Voor inhoud bijvoorbeeld kiloliter liter of kubieke meter. Voor gewicht bijvoorbeeld kilo of gram. Voor tijd bijvoorbeeld minuut, of dag. En tenslotte ook voor temperatuur; geld en snelheid.

Voor alle gangbare maten geldt dat je er ook mee moet kunnen rekenen. Dus bijvoorbeeld kilometers kunnen omzetten in meters (of andersom). Je mag je rekenmachine hierbij gebruiken. Dus zorg dat je ook goed weet hoe je met je rekenmachine om moet gaan. Bijvoorbeeld als het gaat om de wetenschappelijke notatie van grote getallen (met veel nullen).

Slide 1 - Tekstslide

Meten en schatten gaat in op het zoeken naar maatstaven. Hiermee kun je op een onderbouwde manier tot een afmeting te komen. Bijvoorbeeld de gemiddelde lengte van een man gebruiken om de lengte van een boom te bepalen.


Bij het onderwerp breuken en verhoudingen moet je weten dat een breuk een verhouding is. Een breuk is een deling van twee gehele getallen met een teller en een noemer. Zorg dat je weet hoe een breuk is opgebouwd, maar nog belangrijker hoe je ermee moet rekenen. Zo moet je meerdere breuken bij elkaar kunnen optellen.

Voor het stuk verhoudingen moet je vooral de verhouding kunnen opschalen of verkleinen. Bijvoorbeeld: 1 fles cola vult vier glazen. Om 16 glazen cola te vullen zijn dus 4 flessen cola nodig.

Slide 2 - Tekstslide

Rekenen
Meten
Schatten

Slide 3 - Tekstslide

 vuistregels
* negen vuistregels
* je gebruikte ze als er geen aanvullende informatie is gegeven.

bijv. Er zijn 20.000.000 honden in Nederland. Hoeveel honden zijn dat per Nederlander?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

 Metriek stelsel
* uit je hoofd leren!!
* mee oefenen!!
* veel omrekenen in examen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

 Eenheden van gewicht
* uit je hoofd leren
* mee oefenen
* veel omrekenen in examen

Slide 8 - Tekstslide

 Eenheden van informatie
* uit je hoofd leren
* mee oefenen
* veel omrekenen in examen

Slide 9 - Tekstslide

 Eenheden van tijd
* uit je hoofd leren
* mee oefenen (zie voorbeelden)
* veel omrekenen in examen

3,7 uur is 3 uur en 0,7 deel van een uur
0,7 x 60 minuten = 42 minuten
dus 3 uur en 42 minuten

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

 Eenheden van snelheid
* uit je hoofd leren
* mee oefenen
* veel omrekenen in examen

of 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

 Procenten gegeven
verhoudingstabel


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

 BTW
verhoudingstabel
voorbeeld op het bord

BTW = 21%
levensmiddelen 6%

Slide 16 - Tekstslide

Percentage berekenen
absolute toename -> aantallen
relatieve toename -> procenten

Slide 17 - Tekstslide

 Geheel berekenen
verhoudingstabel


Slide 18 - Tekstslide

 Promille
1 promille = 1 per 1000
1/1000 = 0.001

ipv 100 staat er 1000 in de verhoudingstabel

Slide 19 - Tekstslide

 Exponentiele toename
FORMULE=> uitkomst= begingetal x groeifactor ^ exponent
opschrijven op examen =>
berekening groeifactor
lege formule
t=
berekening
dus

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

 exponentiele afname
groeifactor:
> 1 -> toename
< 1 -> afname

Slide 22 - Tekstslide

 verhoudingen
verhoudingstabel
 
wat je onder doet doe je ook boven

de verhouding tussen iets bij water en limonade 1:7
-> omrekenen naar percentage

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

      grote getallen
10
100
1.000
1.000.000
1.000.000.000
1.000.000.000.000
10
tien - honderd - duizend - miljoen - miljard- biljoen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Macht
- gebruik op de rekenmachine -> 
- gebruik in een formule -> machtsverband

exponent -> 0 -> 1
200^0 = 1
bereken de volgende machten:
6^5 en 6^0

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

wetenschappelijke notatie
10^6
7,9 x 10^6

858.000.000
-wetenschappelijke notatie
- afgerond op een decimaal

- schrijf voluit: 8,52 x 10^8

Slide 29 - Tekstslide

wetenschappelijke notatie kleine getallen
0,0000000409

4,09 x 10^-8

Slide 30 - Tekstslide

0

Slide 31 - Video

worteltrekken
- aantal wortels uit je hoofd (t/m 144)
- wortels op je rekenmachine 
- wortelverband
formule onder wortel -> (tussen haakjes)

ongeveer streepjes 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

volgorde
let op!
Van links naar rechts

voorbeelden blz. 40

Slide 34 - Tekstslide

0

Slide 35 - Video

deelstreep
rekenmachine

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

afronden
2,35627
afronden op:

754640
duizental
hondertal

Slide 38 - Tekstslide

afronden
  • mensen en dieren -> logisch nadenken
-> gewone afrondregels!!!
  • hellingspercentage -> hele getallen
  • geld -> twee decimalen
  • contant afronden op 0,05
  • hoeken op hele graden
  • procenten -> een decimaal
  • meters -> twee decimalen
  • antwoorden in een decimaal meer als de gegevens

Slide 39 - Tekstslide

0

Slide 40 - Video