bezittelijk voornaamwoord_2D

2D
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

2D

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 3 - Quizvraag

Nu in het Duits....

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre
B
Tante
C
23 Jahre
D
alt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?

Das ist Ihr Fahrrad.

A
das
B
ist
C
Ihr
D
Fahrrad

Slide 7 - Quizvraag

der (m)
die (v)
das (o)
die (mv)
der Vater
die Mutter
das Kind
die Eltern
ik
ich
mein
meine
mein
meine
mijn
jij
du
dein
deine
dein
deine
jouw
hij
er
sein
seine
sein
seine
zijn
zij
sie
ihr
ihre
ihr
ihre
haar
het
es
sein
seine
sein
seine
zijn

Slide 8 - Tekstslide

der (m)
die (v)
das (o)
die (mv)
der Vater
die Mutter
das Kind
die Eltern
ik
ich
mein
meine
mein
meine
mijn
jij
du
dein
deine
dein
deine
jouw
hij
er
sein
seine
sein
seine
zijn
zij
sie
ihr
ihre
ihr
ihre
haar
het
es
sein
seine
sein
seine
zijn

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 10 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal in het Duits:

een
A
kein - keine
B
mein - meine
C
ein - eine
D
sein - seine

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal in het Duits:

geen
A
kein - keine
B
dein - deine
C
ein - eine
D
sein - seine

Slide 13 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

mijn ________________ Vater
A
mein
B
meine

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

jouw ________________ Handy (o)
A
dein
B
deine

Slide 15 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

zijn ________________ Fernseher (m)
A
sein
B
seine

Slide 16 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

haar ________________ Schlafzimmer (o)
A
ihr
B
ihre

Slide 17 - Quizvraag

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 18 - Quizvraag

(Mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 19 - Quizvraag

Das ist (mijn) Fahrrad (o).
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 20 - Quizvraag