Samenleving

samenleving
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

Onderdelen in deze les

samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

cultuur?

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van een multiculturele samenleving?
A
Geen religieuze variatie
B
Diversiteit in culturen
C
Eén dominante cultuur
D
Meerdere talen gesproken

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van dominante cultuur?
A
Is alleen voor jongeren.
B
Is nooit veranderlijk.
C
Beïnvloedt de waarden en normen.
D
Is altijd hetzelfde over de wereld.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een subcultuur?
A
Een cultuur die geen invloed heeft.
B
Een cultuur die altijd groter is.
C
Een cultuur die iedereen volgt.
D
Een kleinere cultuur binnen de dominante cultuur.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een dominante cultuur?
A
Een cultuur die altijd wint.
B
Een cultuur van een klein groepje.
C
Een cultuur zonder regels.
D
De overheersende cultuur in een samenleving.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat doet de overheid om mensen te laten integreren?
A
Helpen met het vinden van werk.
B
Helpen met het leren van de Nederlandse cultuur en taal.
C
Niets, de overheid doet hier niets aan.
D
Ze krijgen geld om een woning te zoeken.

Slide 28 - Quizvraag

Hieronder staan vier dingen die nodig zijn als je wilt integreren. Welke hoort niet in het rijtje thuis?
A
Accepteren
B
Nederlands leren
C
Stereotypen
D
Deels aanpassen

Slide 29 - Quizvraag

Hoe kan iemand die hier nieuw in Nederland is het beste integreren?
A
Een inburger cursus doen
B
Bij een club/sportvereniging gaan
C
Omgaan met mensen uit je eigen cultuur
D
Wekelijks afspreken met iemand die je wegwijs maakt in Nederland

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Wat betekent 'kansarm'?
A
Weinig kansen op succes
B
Hoge sociale status
C
Veel mogelijkheden voor ontwikkeling
D
Goede financiële situatie

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van sociale ongelijkheid?
A
Gelijkaardige werkomstandigheden
B
Gelijke toegang tot onderwijs
C
Gelijke huisvesting voor iedereen
D
Verschil in inkomen tussen groepen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is 'kansrijk'?
A
Veel kansen op succes
B
Weinig mogelijkheden voor ontwikkeling
C
Laag opleidingsniveau
D
Beperkte toegang tot hulpbronnen

Slide 35 - Quizvraag

Welke factor draagt bij aan kansarmoede?
A
Laag opleidingsniveau
B
Sterke sociale netwerken
C
Toegang tot gezondheidszorg
D
Hoge werkgelegenheid

Slide 36 - Quizvraag

Wat is een gevolg van sociale ongelijkheid?
A
Betere levensstandaard
B
Gelijke kansen voor iedereen
C
Verhoogde criminaliteit
D
Meer sociale cohesie

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Tekstslide

Wat zijn vooroordelen?
A
Onterechte meningen over groepen
B
Positieve gedachten over iedereen
C
Neutrale observaties zonder oordeel
D
Feitelijke uitspraken over feiten

Slide 42 - Quizvraag

Welke groep wordt vaak gediscrimineerd?
A
Ouderen met pensioen
B
Rijke zakenlieden
C
Witte Europeanen
D
Minderheidsgroepen

Slide 43 - Quizvraag

Hoe kan men vooroordelen verminderen?
A
Door geen contact met anderen
B
Door vooroordelen te negeren
C
Door alleen met vrienden te zijn
D
Door educatie en dialoog

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide