De oude man leest de krant.
1. Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Lijdend voorwerp = wie/wat + [PV] + [O] + [overige werkwoorden]?
2. Vul de onderdelen tussen haken in:
Wie/wat [leest] [de oude man]?
3. Beantwoord de vraag.
Wat leest de oude man? Antwoord: de krant = lijdend voorwerp