Oefenen thema 1,2,3,5 en 6

OEFENEN THEMA 1,2,3, 5 en 6
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

OEFENEN THEMA 1,2,3, 5 en 6

Slide 1 - Tekstslide

Welke symptoom hoort niet in het rijtje thuis voor reumatoïde artritis
A
Pijn
B
Functieverlies
C
Spierstijfheid
D
Stijfheid van de gewrichten

Slide 2 - Quizvraag

reumatoïde artritis is een:
A
auto-immuunziekte
B
acute ontsteking van gewrichten
C
infectieziekte
D
oncologische ziekte

Slide 3 - Quizvraag

Noem 2 verpleegkundige aandachtspunten

Slide 4 - Open vraag

Wat is fantoom pijn?
A
Pijn aan de wond van de amputatie
B
Pijn in het lichaamsdeel dat geamputeerd is
C
Pijn aan de prothese van de arm/been
D
Pijn tijdens de operatie van een open of gesloten amputatie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is osteoporose?
A
aders verkalken
B
botmassa vermindert
C
botkanker
D
botontsteking

Slide 6 - Quizvraag

Osteoporose betekent:
A
Broze botten
B
Botbreuken
C
Fractuurpreventie
D
Kromme houding

Slide 7 - Quizvraag

Klachten osteoporose
A
pijn
B
vaker een bot breken
C
krom worden
D
overgewicht

Slide 8 - Quizvraag

Noem 2 verpleegkundige aandachtspunten

Slide 9 - Open vraag

Bifosfonaat zorg voor botafbraak
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Vraag: welke klachten passen bij diabetes mellitus type 1?
A
slapeloosheid
B
aankomen in gewicht
C
stemmingswisselingen
D
verminderd gevoel

Slide 11 - Quizvraag

Paul heeft een glucose van 11mml/l , dit noemen we een hypo
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Theorie: sommige zorgvragers met diabetes krijgen ook last van etalagebenen.
Vraag: wat is hiervan de oorzaak?

A
de zenuwen in de benen werken niet
B
de bloedvaten in de benen zijn verstopt
C
de spieren van de voet zijn te slap
D
de tenen kunnen niet worden opgetild

Slide 13 - Quizvraag

Theorie: bij diabetes type 1 maakt de alvleesklier geen insuline aan. Daarom moeten zorgvragers insuline spuiten.
Stelling: hoeveel insuline ze moeten spuiten, hangt af van .....
A
hun leeftijd
B
hoeveel ze bewegen
C
wanneer ze gaan slapen
D
hun geslacht

Slide 14 - Quizvraag

Theorie: de behandeling van diabetes mellitus type 2 bestaat uit verschillende stappen.
Vraag: wat is de eerste stap?
A
medicijnen gebruiken
B
afvallen
C
insuline spuiten
D
rust nemen

Slide 15 - Quizvraag

Voedingsmiddelen met koolhydraten worden in de maag en darmen omgezet tot glucose. Glucose wordt opgenomen in je bloed. Vanuit daar gaat het naar je spieren en organen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Het insuline- onafhankelijke type  van diabetes mellitus wordt ook wel type 1 genoemd
A
juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Bij een zorgvrager met een bekende, behandelde diabetes kunnen helaas toch complicaties ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Glucagon en insuline zijn hormonen en behoren tot de endocriene functie van de alvleesklier
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

De alvleesklier maakt naast insuline ook glucagon aan.  Dit hormoon kan het glycogeen uit de lever weer omzetten in glucose.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een normale glucose schommelt tussen de 4,5 en 8 mmol/l.
A
juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Marieke heeft een te lage glucose. Het onmiddellijk toedienen van extra  insuline is nu een goede actie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Bij een te hoge glucose spiegel kan de adem van de zorgvrager naar aceton ruiken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Bij de behandeling van diabetes mellitus moet rekening gehouden worden met eventuele factoren die ontregeling van de bloedsuiker kunnen veroorzaken. Wat is een bekende oorzaak voor een dergelijke ontregeling?
A
infectie
B
veel vocht drinken
C
gewenning aan de medicatie

Slide 24 - Quizvraag

De eilandjes van Langerhans spelen een belangrijke rol bij de glucosehuishouding. 
De eilandjes  bevatten onder andere alfa en bètacellen. 
Welk hormoon produceren de  alfacellen? 
A
insuline
B
glycogeen
C
glucagon
D
leptine

Slide 25 - Quizvraag

Normaal stijgt na het eten van een maaltijd het bloedglucose. Hoe reageert de alvleesklier hierop?
A
afbraak van het hormoon glucagon
B
vrijmaken van opgeslagen glucose
C
productie van enzymen die glucose direct afbreken
D
productie van het hormoon insuline

Slide 26 - Quizvraag

Bram heeft diabetes type 1 en constateert bij zichzelf een te lage bloedsuiker. Hij voelde zich niet zo lekker, controleerde de bloedsuiker en ziet dat deze 2,7 is. Wat moet hij doen?
A
extra glucagon toedienen
B
zo min mogelijk bewegen
C
producten met veel glucose nemen
D
de lichaamstemperatuur verhogen

Slide 27 - Quizvraag

Om de behandeling van diabetes en complicaties in de gaten te houden kan bij de controles onder andere bloedonderzoek worden ingezet. Wat hoort NIET bij het standaard bloedonderzoek bij de controles?
A
bloed gluscosewaarden
B
HbA1C
C
nierfunctie
D
stollingsfactoren

Slide 28 - Quizvraag

Alfa en Bètacellen  in de alvleesklier produceren bij gezonde mensen glucagon en insuline. Glucagon afgifte vindt plaats bij ............van de bloedsuikerspiegel
A
daling
B
stijging
C
geen van bovenstaande

Slide 29 - Quizvraag

Waar ligt de pancreas in het spijsverteringstelsel.
A
Voor de maag
B
C
Achter de maag

Slide 30 - Quizvraag

Hoe kom je erachter of iemand hoge bloedsuikerwaarden heeft?
A
iemand heeft veel hoofdpijn en is erg onrustig
B
bloedsuikers prikken
C
urine onderzoek laten doen
D
iemand heeft geen insuline ingenomen

Slide 31 - Quizvraag

De symptomen bij aanvang zijn heftiger bij dit type dan bij het andere type.
A
type 1
B
type2

Slide 32 - Quizvraag

Noem 4 lange termijn complicaties bij diabetes mellitus.

Slide 33 - Open vraag

Patiënt wordt opgenomen met een hypoglykemische coma. Deze zorgvrager moet in eerste instantie behandeld worden met insuline per intraveneuze injectie.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Een infectie veroorzaakt bij diabetes mellitus een hypoglycemie.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Meneer Sahin heeft een pen vast. Hij heeft geen idee wat hij ermee moet doen. Verpleegkundige Benjamin geeft hem er een schrijfblok bij om te laten zien waar de pen voor dient.
Waar is hier sprake van?
A
Apraxie
B
Agnosie

Slide 36 - Quizvraag

Mevrouw El Idrissi helpt met tafeldekken. Verpleegkundige Thijs laat haar eerst alle vorken neerleggen. Als ze dat klaar heeft, vraagt hij haar de messen neer te leggen. Waar is hier sprake van?
A
Apraxie
B
Agnosie

Slide 37 - Quizvraag

Het verouderingsproces wordt beïnvloed door endogene en exogene factoren. Leg uit wat met endogene en exogene factoren bedoeld wordt en noem een voorbeeld bij beide

Slide 38 - Open vraag

Hyperglycemie
Hypoglycemie
Veel
plassen
bleekheid
Beven
Dorst
honger
Wisselend humeur
slaperigheid
Moeheid
Slecht zien
Hoofdpijn
zweten
droge mond ( tong)

Slide 39 - Sleepvraag

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
glucosegehalte
insuline
diabetes
glucose
glucagon

Slide 40 - Sleepvraag

Wat is de oorzaak van diabetische neuropathie?
A
Blokkade van zenuwen door frequent spuiten
B
Dit is gevolg van verminderde doorbloeding
C
Gevolg van langdurige blootstelling aan hoge glucosewaarden
D
Het gevolg van een beroerte door DM type 1

Slide 41 - Quizvraag

Zwangerschapsdiabetes valt onder dit type.
A
type1
B
type 2

Slide 42 - Quizvraag

Als een diabeet gaat sporten, moet hij/zij vooraf extra letten op.
A
Extra eiwitten eten
B
Extra insuline spuiten
C
Extra koolhydraten eten
D
Extra water drinken

Slide 43 - Quizvraag

De ICF beschrijft het menselijk functioneren in termen van functies, activiteiten en participatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quizvraag

De w.m.o stimuleert mensen zo lang mogelijk de regie over hun leven in eigen hand te houden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 45 - Quizvraag

Een chronisch ziekteproces verloopt met exacerbaties en remissies. Een remissie is een periode met verergeringen in het ziekteproces.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 46 - Quizvraag

Het ziekteverloop bij een chronisch zorgvrager, wat is de juiste volgorde
A) behandelfase,
B) prodromale fase,
C) diagnostische fase,
D) chronische fase.

A
C-D-B-A
B
A-B-C-D
C
B-C-A-D
D
D-C-B-A

Slide 47 - Quizvraag

Met zelfmanagement bij een chronisch zieke zorgvrager bedoelen we
Dat de zorgvrager de coördinatie van zijn zorgproces op zich neemt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quizvraag

Een verpleeghuis is een voorziening voor zorgvragers die alleen gericht is op blijvende zorg

A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quizvraag

Het CIZ (Centrum indicatiestelling zorg) is een landelijk centrum die een advies uitbrengt over de aard, inhoud en omvang van de zorg die noodzakelijk is

A
onjuist
B
juist

Slide 50 - Quizvraag