Zinsontleding 2ASW
1 / 46
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het onderwerp in deze zin?
Mijn fiets is stuk.
Mijn fiets is stuk.
A
fiets
B
Mijn fiets
C
is
D
stuk
Slide 12 - Quizvraag
WWG of NWG?
Mijn fiets is stuk.
Mijn fiets is stuk.
A
WWG
B
NWG
C
Ik weet het niet.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
Gelukkig kan de fietsenmaker van om de hoek hem morgen al repareren.
Gelukkig kan de fietsenmaker van om de hoek hem morgen al repareren.
A
hem
B
Gelukkig
C
de fietsenmaker van om de hoek
D
de fietsenmaker
Slide 14 - Quizvraag
WWG OF NWG?
Gelukkig kan de fietsenmaker van om de hoek hem morgen al repareren.
Gelukkig kan de fietsenmaker van om de hoek hem morgen al repareren.
A
WWG
B
NWG
C
Ik weet het niet.
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Wat is 'me' in de volgende zin?
Sylvia geeft me haar notities
A
LV
B
MV
Slide 28 - Quizvraag
Wat is 'een oorverdovend kabaal':
De baby's maken een oorverdovend kabaal.
De baby's maken een oorverdovend kabaal.
A
LV
B
MV
Slide 29 - Quizvraag
Wat is 'onze training':
Zaterdag heeft de coach onze training afgelast.
Zaterdag heeft de coach onze training afgelast.
A
LV
B
MV
Slide 30 - Quizvraag
Wat is 'een mooie tekening':
Mijn neefje maakte speciaal voor mij een mooie tekening.
Mijn neefje maakte speciaal voor mij een mooie tekening.
A
LV
B
MV
Slide 31 - Quizvraag
Wat is 'iedereen':
Mama gaf iedereen een stuk taart.
Mama gaf iedereen een stuk taart.
A
LV
B
MV
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Wat is de BWB?
De juf kondigde onverwachts een toets aan.
De juf kondigde onverwachts een toets aan.
A
De juf
B
kondigde ... aan
C
onverwachts
D
een toets
Slide 38 - Quizvraag
Wat is de BWB?
Hij neemt morgen voor jou pralines mee.
Hij neemt morgen voor jou pralines mee.
A
Hij
B
morgen
C
voor jou
D
pralines
Slide 39 - Quizvraag
Wat is de BWB?
Joren repeteert elke dag.
Joren repeteert elke dag.
A
Joren
B
repeteert
C
elke dag
Slide 40 - Quizvraag
Wat is de BWB?
Mila fluistert een geheim in mijn oor.
Mila fluistert een geheim in mijn oor.
A
Mila
B
fluistert
C
een geheim
D
in mijn oor
Slide 41 - Quizvraag
Wat is de BWB?
Op kamp deden we een hoogteparcours.
Op kamp deden we een hoogteparcours.
A
Op kamp
B
deden
C
we
D
een hoogteparcours
