Herhaling taalverzorging + persoonsvorm samengestelde zinnen

Welkom!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling taalverzorging + persoonsvorm samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Quizvragen + theorie via lessonup over werkwoordspelling.
Meedoen via device (geen telefoon). Geen device, dan doe je gewoon klassikaal mee.

Geen uitleg nodig? Dan maak je H2 taalverzorging spelling (blz. 58-59). Opdracht 1 t/m 5. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Ben je goed in taalverzorging (spellen/grammatia)?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Inlevermomenten/SO
Inleveren 7 punten kijk- en leesdossier: vrijdag 3 maart


SO werkwoordspelling: woensdag 8 maart


Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordspelling. Hoe zat het ook alweer?

Quizvragen + herhaling theorie

Slide 7 - Tekstslide

De persoonsvorm is een ....
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Voorzetsel

Slide 8 - Quizvraag

Je kunt de persoonsvorm vinden door:
A
De zin vragend te maken, de pv komt dan achteraan
B
De zin vragend te maken, de pv komt dan vooraan
C
De persoonsvorm is altijd het tweede woord in de zin
D
De persoonsvorm staat altijd vooraan in de zin.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe maak je de ik-vorm van een werkwoord?
A
Hele werkwoord - en
B
Hele werkwoord -de laatste letter
C
Door te kijken wat het werkwoord bij 'ik' is
D
Door te gokken

Slide 10 - Quizvraag

Pv tegenwoordige tijd:
Ik ... (fietsen) door het bos.
A
fietste
B
fietsen
C
fiets
D
fietst

Slide 11 - Quizvraag

Pv tegenwoordige tijd:
Hij .... (wandelen) graag met zijn hond.
A
wandelt
B
wandeld
C
wandeldt
D
wandelen

Slide 12 - Quizvraag

Pv tegenwoordige tijd:

Dat .... (gebeuren) mij nou nooit!
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurde

Slide 13 - Quizvraag

Pv verleden tijd:

Veerle .... (dromen) van een leven als superster.
A
droomt
B
droom
C
droomde
D
droomte

Slide 14 - Quizvraag

Pv verleden tijd:

Hans en Kim .... (twijfelen) aan hun verkering.
A
twijfelten
B
twijfelden
C
twijfelde
D
twijfelte

Slide 15 - Quizvraag

Pv vt:

Ik .... (lopen) vanmiddag naar mijn opa.
A
loopte
B
liep
C
liepte
D
loop

Slide 16 - Quizvraag

Samengestelde zinnen
Quizvragen + aansluitend theorie

Slide 17 - Tekstslide

Er staat maar 1 persoonsvorm in een samengestelde zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Een samengestelde zin heeft altijd een voegwoord (zoals en, of, maar, omdat etc.)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Er staat altijd een komma tussen de delen van de samengestelde zin
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Welke persoonsvormen staan er in deze samengestelde zin?

Ik ga morgen zwemmen en daarna ga ik een ijsje eten.
A
ga, zwemmen
B
ga, ga
C
ga, zwemmen, ga, eten
D
zwemmen, eten

Slide 21 - Quizvraag

De samengestelde zin
Een samengestelde zin zijn twee (of meer) enkele zinnen aan elkaar geplakt. Het is een zin met 2 of meer persoonsvormen. 

Vaak staat er tussen de 2 delen van de zin een komma of een voegwoord (dus/of/want/maar/en/omdat/etc.)

Slide 22 - Tekstslide

Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Marloes is spits. Olga staat in het doel.
Marloes is spits en Olga staat in het doel. 
Ik luister naar muziek. Ik doe de afwas.
Ik luister naar muziek, terwijl ik de afwas doe. 
Mijn schoenen zijn te klein. Ik ga nieuwe kopen.
Omdat mijn schoenen te klein zijn, ga ik nieuwe kopen.

Slide 23 - Tekstslide

Personsvorm samengestelde zin
Om de persoonsvormen in een samengestelde zin te kunnen spellen moet je eerst ontdekken welke werkwoorden in een samengestelde zin persoonsvorm zijn. 
De zin vragend maken, werkt nu niet. Omdat er meerdere werkwoorden zijn.

Dus:
Kijk of de werkwoorden van tijd kunnen veranderen. De werkwoorden die van tijd kunnen veranderen, zijn persoonsvormen.

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld
Mijn oom vertelt over de oldtimer die hij heeft bestuurd.

Verander van tijd:
Mijn oom vertelde over de oldtimer die hij had bestuurd.

Vertelt en heeft veranderen. Dit zijn persoonsvormen. 

Slide 25 - Tekstslide

Spel de persoonsvormen
Zo spel je persoonsvormen goed

1. Kijk of je de tegenwoordige tijd of de verleden tijd moet gebruiken (let op woorden als toen, gisteren, morgen)
2. Kijk of je enkelvoud of meervoud moet gebruiken.
3. Vul de juiste vorm van het werkwoord in, kijk daarvoor in het schema. 





Slide 26 - Tekstslide

Schema werkwoordspelling
Om even goed te oefenen met hoe het ook alweer zat met het spellen van de persoonsvorm, mogen jullie bij de opdrachten een schema houden! 

Ik deel het schema aan jullie uit. 

Slide 27 - Tekstslide

Ik snap de persoonsvorm in samengestelde zinnen nu!
Ja
Nee
Een beetje

Slide 28 - Poll

Aan het werk
Maak van taalverzorging persoonsvormen in samengestelde zinnen opdracht:
H2 Taalverzorging spelling (blz. 58-59) opdr. 1t/m5

Klaar? Sexy Fokschaap spel of oefenen met werkwoordspelling (vraag om het werkblad)

Na de vakantie af. niet gemaakt = aantekening. 3x huiswerk niet gemaakt = nakomen

Slide 29 - Tekstslide

2e uur
Werk aan je kijk- en leesdossier. 
To do: laat je gekozen boeken/serie/artikelen/documentaire etc. goedkeuren door mij! 
Ga lezen/kijken en maak er een opdracht bij!

Of maak de opdrachten van werkwoordspelling af + maak extra opdrachten werkwoordspelling (vraag om de werkbladen).

Slide 30 - Tekstslide