Zelfreinigend vermogen: De eigenschap van water dat het lichte vervuiling zelf kan opruimen.
Organische vervuiling: Vervuiling met stoffen die afkomstig zijn van planten en dieren.
Grijs water: Licht vervuild water.
Watervervuiling: De toegevoegde stoffen aan water waardoor het minder geschikt wordt om te gebruiken.
Chemische vervuiling: Vervuiling met niet-organische stoffen, zoals verf of olie.
Thermische vervuiling: Vervuiling met warm water.
Brak water: Een mengsel van zoet en zout water, minder zout dan zeewater.
Verzilting: Het zouter worden van grond- of oppervlakte water.
Rijkswaterstaat: Overheidsdienst die zorgt voor de veiligheid, bevaarbaarheid en waterkwaliteit van de grote rivieren en de zee
Waterschappen: Regionale overheid die zorgt voor de veiligheid, bevaarbaarheid, kwaliteit en peil van het water.
Waterkwaliteit: De mate van bruikbaarheid van water: hoe schoner het water hoe hoger de kwaliteit.
Waterkwantiteit: De hoeveelheid water.
Verdroging: Verschijnsel waarbij de waterspiegel in het grondwater daalt.