4.7 spieren

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Gespierdheid
  • Tieners willen tegenwoordig graag heel gespierd zijn

Leerdoelen:
Leg uit hoe het komt dat bodybuilders veel meer spiermassa hebben dan marathonlopers terwijl ze allebei heel veel trainen
Hiervoor moet je de onderdelen van de verschillende soorten spieren kennen 

BRON: BINAS 88A, K en §4.6 

Slide 2 - Tekstslide

Succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: dwarsgestreept en glad spierweefsel, spiercellen = spiervezels, actine en myosine, motorische eenheid, spierspanning

  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen

  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zitten spieren vast aan je skelet? (R)

Slide 4 - Open vraag

spierweefsel
dwarsgestreept
- skeletspieren
- animale zenuwstelsel
- kort en snel bewegen

glad
- spieren die niet aan botten vastzitten (vaak bij organen)
- autonome zenuwstelsel
- traag maar langdurig

Slide 5 - Tekstslide

In welk deel van de hersenen bevinden zich de centra over de gladde spiercellen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 6 - Quizvraag

spierweefsel
Spieren kunnen alleen samentrekken (korter en dikker)

Skeletspieren zitten met pezen vast aan botten

Hartspierweefsel is een combi van de beste eigenschappen van beiden

Slide 7 - Tekstslide

Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 8 - Quizvraag


A
Dwarsgestreept spierweefsel
B
Glad spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 9 - Quizvraag

Noteer de nummers van de spieren die glad spierweefsel zijn:
1) buikspier
2) wand van een slagader
3) oogspieren
4) wand van de linkerboezem

Slide 10 - Open vraag

spier
spierbundel
spiervezel
spierfibril (=myofibril)


BINAS 90 C

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Spier
Spierschede
Spiervezel
Pees
Spierbundel
Bewetgings-
zenuwcel

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

a) wat moet er gedissimileerd worden om ATP te krijgen in de spieren?
b) in welk organel gebeurt dit?

Slide 15 - Open vraag

aansturing 
Axon v/e motorische neuron prikkelt de motorische eindplaat van een spier (contactpunt)

Hierdoor worden de spiervezels geprikkeld om samen te trekken (actine en myosine schuiven in elkaar)

Alles of niets (te weinig impulsen = geen contractie)


Slide 16 - Tekstslide

Spierspanning
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken

Spierspanning - een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/ gaat je gezicht niet hangen


Slide 17 - Tekstslide

Barack en Donald voeren een discussie over de hoeveelheid spiervezels betrokken bij één motorische eenheid.

Barack zegt: in je vingers zijn minder spiervezels betrokken per motorische eenheid dan in je tenen
Donald zegt: de prikkeldrempels van alle motorische eenheden zijn gelijk

Wie heeft/hebben het juist?
A
Barack = Juist Donald = Juist
B
Barack = Juist Donald = Onjuist
C
Barack = Onjuist Donald = Juist
D
Barack = Onjuist Donald = Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Noteer of de volgende stellingen juist of onjuist zijn.
1. In een spier die zich gedeeltelijk samentrekt, zijn alle spiervezels gedeeltelijk samengetrokken.
2. Een spiervezel die ontspannen is, verbruikt geen energie.
3. Een motorische eenheid heeft als geheel een prikkeldrempel.

Slide 19 - Open vraag

Krachttraining
Krachttraining zorgt voor meer myofibrillen binnen een spiervezel (niet meer spiervezels dus!)

Hierdoor kan de spier krachtiger samentrekken en wordt het dus groter.

Slide 20 - Tekstslide

Door duurtraining neemt het aantal bloedvaten in de spieren toe. Leg uit hoe dit zorgt voor een beter duurvermogen (oorzaak/gevolg-vraag 2p)

Slide 21 - Open vraag

Wat zullen verschillen zijn in de diëten van een bodybuilder en van een marathonrenner?

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag
Veel foute antwoorden bij de vorige vragen? Bekijk nogmaals de LessonUp en lees de theorie op 10voorbiologie.

Daarna, maak de basiskennisvragen en toets vragen van 4.7. 



Slide 23 - Tekstslide