V5 Thema 4 DNA B3 & 4 Transcriptie en translatie

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 4 DNA
B3 en 4 Transcriptie & Translatie 
(=eiwitsynthese)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proces: Genexpressie = Eiwitsynthese

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2. (splicing)
3.
-> 4. vouwing voor ruimtelijke structuur (in Golgi-systeem) 
evt 5. -> transport naar
buiten cel (exocytose)
*Welke 4 verschillen zijn er tussen DNA en RNA? 
Zie Binas 71 B t/m F

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • * Ex-tip:  'leesrichting' bestaand DNA:  ..........
  • Synthese nieuw DNA / RNA 'maakrichting':  .................
Binas 71E & F

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
Binas dicht! 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Transcriptie vindt plaats langs welke DNA streng?
A
coderende streng
B
template streng
C
okazaki fragment
D
Rna gen-kopie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk enzym begint transcriptie?
A
RNA polymerase
B
transcriptiefactoren
C
spliceosomen
D
DNA polymerase

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

enhancer DNA
transcriptiefactoren
promotor
gen
RNA-polymerase
activatoreiwitten

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

Deze slide heeft geen instructies

1
2. (splicing)
3.
-> 4. vouwing voor ruimtelijke structuur (in Golgi) 
*Welke 4 verschillen zijn er tussen DNA en RNA? 
Zie Binas 71 B t/m F

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke feitjes vermeldt Binas 71H  over splicing? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we de niet coderende stukken in DNA?
A
introns
B
exons

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Transcriptie is het proces waarbij ... wordt omgezet in ...
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> eiwit
C
pre-mRNA -> mRNA
D
eiwit -> mRNA

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
Lees 4.3 Transcriptie na 
Maak opdrachten 17 t/m 21 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Translatie 
* Wat gebeurt er hieronder? 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Van DNA naar eiwit

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele feiten

  • In mRNA zijn 4 verschillende stikstofbasen
  • Voor één aminozuur worden drie opeenvolgende nucleotiden gebruikt (triplet of codon)
  • Genetische code: de vertaling van nucleotidenvolgorde naar aminozuren met behulp van codons
  • mRNA wordt afgelezen van 5'- naar 3'-uiteinde  (Zelfde als maakrichting)
  • Elk eiwit start met methionine, op mRNA AUG 5' naar 3'. 
  • De codes UAA, UAG en UGA zijn stopcodons - geen aminozuur!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten RNA
Er zijn 10 soorten RNA.

2 belangrijke voor nu:
- mRNA (messenger-RNA):
instructie voor eiwit)
- tRNA, (transfer-RNA):
dragen aminozuur dat correspondeert met een triplet op mRNA.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tRNA
  • Enkelstrengs RNA-molecuul
  • CCA aan 3'-uiteinde kan aminozuur binden
  • Drie nucleotiden vormen anticodon, binden aan  codon mRNA

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tRNA-molecuul

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ribosoom
  • twee delen
  • drie tRNA-bindingsplaatsen
  • mRNA-bindingsplaats
  • mRNA afgelezen van 5' naar 3'

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ribosomen
schrijf de reactievergelijking van het ontstaan van een peptide binding uit twee aminozuren
Vergelijk met BiNaS 71J

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Polyribosoom
  • meerdere ribosomen binden hetzelfde mRNA
  • ribosoom klaar met translatie bij stopcodon, bindt direct weer bij startcodon
  • releasefactor zorgt dat aminozuurketen loslaat

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Met - His - Tyr - Arg

Slide 36 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de aminozuurvolgorde

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 22 t/m 24

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2. (splicing)
3.
-> 4. vouwing voor ruimtelijke structuur (in Golgi) 
*Welke 4 verschillen zijn er tussen DNA en RNA? 
Zie Binas 71 B t/m F

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. vouwing voor ruimtelijke (3D) Eiwitstructuur            
  • Primaire structuur: volgorde aminozuren

  • Secundaire structuur: waterstofbruggen tussen NH en COOH groepen van verschillende aminozuren

  • Tertiaire structuur: door o.a. waterstofbruggen en covalente bindingen tussen restgroepen van verschillende aminozuren (bv. zwavelbruggen)

  • Quaternaire structuur: meerdere tertiaire structuren vormen samen een structuur (eventueel met mineralen).



Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwit: primaire structuur

=
1
2

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwit:secundaire structuur

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwit: tertiaire structuur

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwit: quaternaire structuur (67H2)

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(5) Transport van eiwit

  • Van ER snoeren blaasjes af
  • Deze gaan naar het Golgi-systeem
  • Hier krijgen de eiwitten hun juiste vorm
  • Van hier af transport naar juiste plek

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwit uit cel

  • Moet eiwit uit de cel, dan versmelt blaasje met celmembraan. 
      Dit proces heet exocytose
  • Gaat een eiwit van buiten naar binnen: endocytose

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
Lees 4.4 Translatie door
Maak opdrachten 22 t/m 26 (*27)
                                       Binas 71G, J, 79D
  

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Extra oefening translatie 
Per setje van 3 nucleotiden : schrijf de éénletterige afkorting van aminozuur op. 
  1.  coderende streng: 3' CGA
  2. mRNA streng: 3' GAG
  3. Matrijsstreng: 5' AGC
  4. Coderende streng: CCG
  5. Anticodon: CUU
  6. mRNA UGU
  7. Matrijsstreng: TGC

Weet je de code? Niet hardop zetten, maar vooraan even checken! 

Slide 50 - Tekstslide

Respect !
  Harvard University - Average gene length: 
= prokaryotes 924±9 bp
=  eukaryotes 1,346±28 bp

Hoe lang wordt een gemiddeld eiwit dan? 
  • 50% intron - dus ±780 bp mRNA / 3 = 260 aminozuren
    (deel wordt niet meegelezen, buiten start-stop codon) 
  • Maar consensus binnen wetenschap alleen exonen meenemen als 'gen' dus ± 500 aminozuren in gemiddeld eiwit.  (min 100-max 33.000)

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies