Woordsoorten kader en mavo

Woordsoorten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:

  • Kunnen de kaderleerlingen de volgende woordsoorten herkennen in een zin: lidwoorden, werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, aanwijzende voornaamwoorden en vragende voornaamwoorden 
  • Kunnen de mavoleerlingen ook de volgende woordsoorten benoemen: voorzetsel en bijwoord 

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk eerst dit filmpje...

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Je weet nu:
Werkwoorden zijn doe-woorden, geven een handeling aan (bijvoorbeeld zwemmen)
Lidwoorden zijn 'de', 'het' en 'een'
Zelfstandig naamwoorden zijn alle woorden waar je 'de', 'het' en 'een' voor kan zetten
Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over het zelfstandig nw (bijvoorbeeld de grote broer)
Voorzetsels geven een plek, tijd of reden aan

Slide 5 - Tekstslide

Ook deze woordsoorten moet je weten:
Vragend voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
Er zijn er maar 4:
  1.  Wie
  2. Wat 
  3. Welk(e)
  4. Wat voor (een)
      Deze woorden staan bijna altijd aan het begin van een vraagzin

Slide 7 - Tekstslide

Kijk eventueel naar dit filmpje

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Aanwijzend voornaamwoord
Gebruik je als je iets aanwijst, bijvoorbeeld:
deze, die, dit, dat, zulk(e), zo'n, dergelijk(e)

Kijk ook eens naar het filmpje op de volgende slide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Kader kan aan de slag:
Maak van Grammatica woordsoorten opdracht 2, 3 en 5

Slide 12 - Tekstslide


Voor de mavo komt er nog een allerlaatste woordsoort bij: het bijwoord

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Mavo kan aan de slag:
Maak van Grammatica woordsoorten
opdracht 2, 3 en 4

Slide 15 - Tekstslide